Constante-instellingen
Selecteer Jumpmaster, selecteer een sprongtype en selecteer
Constant.
Percentage van maximum: Hiermee stelt u het sprongbereik in
voor alle sprongtypen. Een instelling lager dan 100%
verkleint de driftafstand naar de DIP en een instelling hoger
dan 100% vergroot deze afstand. Ervaren jumpmasters
willen mogelijk lagere percentages gebruiken, beginnende
parachutespringers kiezen wellicht voor hogere percentages.
Veiligheidsfactor: Hiermee stelt u de foutmarge voor een
sprong in (alleen HAHO). Veiligheidsfactoren zijn meestal
hele waarden van 2 of hoger, en worden bepaald door de
jumpmaster op basis van de spronggegevens.
K-vrije val: Hiermee stelt u de luchtweerstand van een
parachute tijdens een vrije val in, op basis van de canopy-
waarde van de parachute (alleen HALO). Elke parachute
moet worden voorzien van een K-waarde.
K-open: Hiermee stelt u de luchtweerstand in voor een open
parachute op basis van de canopy-waarde (HAHO en
HALO). Elke parachute moet worden voorzien van een K-
waarde.
K-statisch: Hiermee stelt u de luchtweerstand van een
parachute tijdens een statische sprong in, op basis van de
canopy-waarde van de parachute (alleen Statisch). Elke
parachute moet worden voorzien van een K-waarde.
Getijdeninformatie weergeven
OPMERKING: Deze functie is niet in alle regio's beschikbaar.
U kunt informatie over een getijdenstation weergeven, zoals de
hoogte van het getijde en de volgende eb- en vloedtijden.
1
Selecteer de actieknop.
2
Selecteer Getijden > Zoek nabij.
3
Selecteer een optie:
• Als u nabij een eerder opgeslagen via-punt wilt zoeken,
selecteert u Via-punten, en selecteert u of zoekt u naar
een via-punt.
• Als nabij een bepaalde plaats wilt zoeken, selecteert u
Plaatsen en selecteert u of zoekt u naar een plaats.
Er verschijnt een lijst met getijdenstations nabij de gekozen
locatie.
4
Selecteer een station.
Er verschijnt een 24-uurs getijdenkaart voor de huidige
datum met daarop de huidige getijdehoogte
volgende eb-
en vloedtijden
5
Selecteer een optie:
• Als u meer gedetailleerde informatie over de vier
volgende opkomende en afgaande getijden wilt
weergeven, selecteert u
• Als u de getijdenkaart wilt verschuiven, selecteert u de
actieknop en selecteert u Schuif kaart.
• Als u getijdeninformatie voor een andere datum wilt
bekijken, selecteert u de actieknop, selecteert u Wijzig
datum en selecteert u de datum.
8
en de
.
.
Klok
Het alarm instellen
1
Selecteer de actieknop.
2
Selecteer Klok > Wekker > Voeg alarm toe.
3
Selecteer de actieknop,
4
Selecteer Toon, Trillen of Toon en trilsignaal.
5
Selecteer Eenmaal, Dagelijks of Werkdagen.
De afteltimer instellen
1
Selecteer de actieknop.
2
Selecteer Klok > Timer.
3
Selecteer de actieknop,
4
Selecteer zo nodig Melding en selecteer vervolgens een
type melding.
5
Selecteer Start.
De stopwatch gebruiken
1
Selecteer de actieknop.
2
Selecteer Klok > Stopwatch.
3
Selecteer Start.
Uw eigen tijdzone toevoegen
1
Selecteer de actieknop.
2
Selecteer Klok > Alternatieve zones > Voeg zone toe.
3
Kies een tijdzone.
De pagina voor de eigen tijdzone wordt toegevoegd aan het
huidige profiel.
Uw eigen tijdzone bewerken
1
Selecteer de actieknop.
2
Selecteer Klok > Alternatieve zones.
3
Kies een tijdzone.
4
Selecteer een optie:
• U kunt de tijdzone wijzigen door Wijzig zone te
selecteren.
• U kunt de naam van de tijdzone wijzigen door Wijzig
label te selecteren.
• U kunt de tijdzone verwijderen uit de snelle paginalus
door Wis > Ja te selecteren.
Waarschuwingen
U kunt uw toestel zodanig instellen dat het u in verschillende
situaties waarschuwt waarbij uw oplettendheid voor
omstandigheden in uw omgeving of andere gegevens belangrijk
zijn. Er zijn drie typen waarschuwingen:
gebeurteniswaarschuwingen, bereikwaarschuwingen en
terugkerende waarschuwingen.
Gebeurteniswaarschuwing: Een gebeurteniswaarschuwing
wordt eenmaal afgegeven. De gebeurtenis is een specifieke
waarde. U kunt bijvoorbeeld het toestel instellen om u te
waarschuwen wanneer u een bepaalde hoogte bereikt.
Bereikwaarschuwing: Een bereikwaarschuwing wordt
afgegeven telkens wanneer het toestel een waarde meet die
boven of onder een opgegeven waardenbereik ligt. Zo kunt u
bijvoorbeeld instellen dat het toestel u waarschuwt als uw
hartslag lager is dan 60 bpm (slagen per minuut) of hoger
dan 210 bpm.
Terugkerende waarschuwing: Een terugkerende
waarschuwing wordt afgegeven telkens wanneer het toestel
een opgegeven waarde of interval registreert. U kunt
bijvoorbeeld instellen dat het toestel u elke 30 minuten
waarschuwt.
en
om de tijd in te stellen.
en
om de tijd in te stellen.
Toepassingen