Foutmelding
16,02:00
16,03:00
16,04:00
16,11:10
16,12:10
16,13:10
16,14:10
NLWW
Aanbeveling
De printer kan niet binnen de ingestelde tijdslimiet afkoelen.
1.
Controleer of tijdens het afdrukken alle ventilatoren werken en niet verstopt zijn.
2.
Schakel de printer uit.
3.
Controleer of de omgevingstemperatuur binnen de printerspecificaties valt (15–35°C).
4.
Controleer of de elektronische behuizingen aan de achterkant van de printer goed worden
geventileerd.
5.
Zet de printer aan.
Te veel warmte in de printer.
1.
Controleer of de omgevingstemperatuur binnen de printerspecificaties valt (15–35°C).
2.
Verminder de hardingstemperatuur en/of verhoog het aantal gangen.
3.
Controleer of alle ventilatoren niet verstopt zijn.
Onvoldoende warmte in de printer. Controleer of de omgevingstemperatuur binnen de
printerspecificaties valt (15–35°C).
Temperatuursensormeting van hardingsgedeelte buiten bereik (storing temperatuursensor 1 of
niet aangesloten).
1.
Schakel de printer uit.
2.
Controleer of de omgevingstemperatuur binnen de printerspecificaties valt (15–35°C).
3.
Controleer of de elektronische behuizingen aan de achterkant van de printer goed worden
geventileerd.
4.
Zet de printer aan.
Temperatuursensormeting van hardingsgedeelte buiten bereik (storing temperatuursensor 2 of
niet aangesloten).
1.
Schakel de printer uit.
2.
Controleer of de omgevingstemperatuur binnen de printerspecificaties valt (15–35°C).
3.
Controleer of de elektronische behuizingen aan de achterkant van de printer goed worden
geventileerd.
4.
Zet de printer aan.
Temperatuursensormeting van hardingsgedeelte buiten bereik (storing temperatuursensor 3 of
niet aangesloten).
1.
Schakel de printer uit.
2.
Controleer of de omgevingstemperatuur binnen de printerspecificaties valt (15–35°C).
3.
Controleer of de elektronische behuizingen aan de achterkant van de printer goed worden
geventileerd.
4.
Zet de printer aan.
Temperatuursensormeting van hardingsgedeelte buiten bereik (storing temperatuursensor 4 of
niet aangesloten).
1.
Schakel de printer uit.
2.
Controleer of de omgevingstemperatuur binnen de printerspecificaties valt (15–35°C).
3.
Controleer of de elektronische behuizingen aan de achterkant van de printer goed worden
geventileerd.
4.
Zet de printer aan.
Foutmeldingen op het frontpaneel 173