24
Sleutels, portieren en ruiten
Vergrendelen
Bestuurdersportier handmatig ver‐
grendelen door de sleutel in het slot
te draaien.
Storing in centrale
vergrendeling
Ontgrendelen
Bestuurdersportier handmatig ont‐
grendelen door de sleutel in het slot
te draaien. U kunt de overige portie‐
ren openen door tweemaal aan de
binnenste portiergreep te trekken.
U kunt de bagageruimte en de tank‐
klep niet openen. Om het diefstala‐
larmsysteem te deactiveren, het con‐
tact inschakelen 3 26.
Vergrendelen
Vergrendelingsknop van alle portie‐
ren behalve bestuurdersportier in‐
drukken. Daarna bestuurdersportier
sluiten en van de buitenkant met de
sleutel vergrendelen. Tankklep en
achterklep kunnen niet worden ver‐
grendeld.
Automatisch vergrendelen
U kunt deze beveiligingsfunctie zoda‐
nig configureren dat alle portieren, de
bagageruimte en de tankklep bij het
overschrijden van een bepaalde snel‐
heid automatisch worden vergren‐
deld.
Bovendien kunt u de functie zo confi‐
gureren dat ze het bestuurdersportier
of alle portieren opent nadat het con‐
tact is uitgeschakeld en de contact‐
sleutel werd verwijderd (handmatige
transmissie) of wanneer de keuze‐
hendel in de P-stand wordt geplaatst
(automatische transmissie).
Instellingen kunt u veranderen in het
menu Instellingen op het Info-display.
Persoonlijke instellingen 3 122.
U kunt de instellingen opslaan voor
de gebruikte sleutel 3 22.
Kindersloten
9 Waarschuwing
Gebruik de kindersloten wanneer
kinderen op de achterste zitplaat‐
sen worden vervoerd.
Gebruik een sleutel of een passende
schroevendraaier en draai het kinder‐
slot in het achterportier in de horizon‐
tale stand. Het portier kan niet meer
van binnen worden geopend. Om de
functie te deactiveren, draait u het
kinderslot in de verticale stand.