Benzine aftappen uit de
brandstoftank
De brandstoftank moet worden afgetapt, als u de tractor
langer dan 30 dagen niet zult gebruiken.
Gevaar
In bepaalde omstandigheden is benzine uiterst
ontvlambaar en zeer explosief. Brand of explosie
van benzine kan brandwonden bij u of anderen en
materiële schade veroorzaken.
• Tap de benzine af uit de brandstoftank wanneer
de motor koud is. Doe dit buiten op een open
terrein. Eventueel gemorste benzine opnemen.
• Rook nooit als u benzine aftapt en blijf uit de
buurt van open vuur of als de kans bestaat dat
benzinedampen door een vonk kunnen
ontbranden.
1. Parkeer de tractor zo dat de linkervoorkant iets lager
staat dan de rechterkant, zodat alle benzine uit de tank
kan lopen.
2. Schakel de maaimessen (aftakas) uit.
3. Stel de parkeerrem in werking.
4. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende
onderdelen tot stilstand gekomen zijn.
5. Verwijder het contactsleuteltje.
6. Sluit de brandstofafsluitklep onder de voorzijde van de
brandstoftank.
7. Maak de slangklem op het brandstoffilter los en schuif
deze over de brandstofslang weg van het brandstoffilter
(Fig. 31).
Figuur 31
1. Slangklem
2. Brandstofslang
2
1
3
3. Brandstoffilter
31
8. Trek de brandstofslang van het brandstoffilter (Fig. 31).
9. Open de brandstofafsluitklep en laat de benzine in een
goedgekeurd benzinevat of een opvangbak lopen.
Opmerking: Omdat de tank nu toch leeg is, is dit een
uitstekend moment om het brandstoffilter te vervangen.
10. Steek de brandstofslang op het filter.
11. Schuif de slangklem dicht op het filter om de
brandstofslang vast te zetten (Fig. 31).
Brandstoffilter vervangen
Vervang het brandstoffilter om de 100 bedrijfsuren of
jaarlijks, waarbij de kortste periode moet worden
aangehouden. U kunt het brandstoffilter (Fig. 31) het best
vervangen als de brandstoftank leeg is. Na verwijdering
nooit een vuil brandstoffilter opnieuw aan de
brandstofslang monteren.
1. Parkeer de tractor op een horizontaal oppervlak.
2. Schakel de maaimessen (aftakas) uit.
3. Stel de parkeerrem in werking.
4. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende
onderdelen tot stilstand gekomen zijn.
5. Verwijder het contactsleuteltje.
6. Sluit de brandstofafsluitklep (Fig. 32).
1
Figuur 32
1. Brandstofafsluitklep
7. Druk de uiteinden van de slangklemmen naar elkaar toe
en schuif ze weg van het oude brandstoffilter (Fig. 31).
8. Verwijder het filter van de brandstofslang.
9. Monteer een nieuw brandstoffilter en schuif de
slangklemmen terug tot dicht bij het filter.
10. Open de brandstofafsluitklep.