Onderhoud van de Rem
De rem bevindt zich aan de rechterkant van de achteras, in
het achterwiel (Fig. 21).
Figuur 21
1. Stelmoer van de rem
Als de remweg van de tractor bij een hoge snelheid in de
hoogste versnelling langer dan 1 meter is, moet u de rem
afstellen.
Rem controleren
1. Parkeer de tractor op een horizontaal oppervlak.
2. Schakel de maaimessen (aftakas) uit.
3. Stel de parkeerrem in werking.
4. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende
onderdelen tot stilstand gekomen zijn.
5. Verwijder het contactsleuteltje.
6. Zet de aandrijfhendel in de stand Duwen (Fig. 14).
7. Als de achterwielen blokkeren en slippen wanneer u de
tractor naar voren duwt, hoeft u de rem niet af te stellen.
Als de wielen draaien en niet blokkeren, moet u de rem
afstellen; zie Rem afstellen, hieronder.
Rem afstellen
1. Controleer de rem voordat u deze afstelt; zie Rem
controleren, hierboven.
2. De aandrijfhendel moet op de stand In Werking staan
(Fig. 14) en de parkeerrem moet in werking zijn
gesteld.
3. Draai de stelmoer van de rem rechtsom totdat u de
tractor niet meer kunt voortduwen (Fig. 21).
4. Wanneer de parkeerrem is vrijgezet, moeten de
achterwielen vrij draaien als u de tractor duwt. Als dit
niet het geval is, moet u de stelmoer van de rem net
zover linksom draaien, totdat u de tractor kunt duwen.
5. Controleer opnieuw de werking van de rem; zie
Remmen controleren, hierboven.
Bandenspanning controleren
De voor- en achterbanden moeten een spanning van
respectievelijk 120 kPa en 100 kPa hebben. Controleer de
bandenspanning bij het ventiel (Fig. 22) om de
25 bedrijfsuren of jaarlijks, waarbij de kortste periode moet
worden aangehouden. De bandenspanning kan het best bij
1
koude banden worden gecontroleerd.
1. Ventiel
Tractor smeren
U dient de tractor om de 25 bedrijfsuren of jaarlijks te
smeren met universeel smeervet, waarbij de kortste periode
moet worden aangehouden. De tractor moet vaker worden
gesmeerd bij gebruik in zeer stoffige of zanderige
omstandigheden.
Methode van smeren
1. Schakel de maaimessen (aftakas) uit.
2. Stel de parkeerrem in werking.
3. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende
onderdelen tot stilstand gekomen zijn.
4. Verwijder het contactsleuteltje.
5. Reinig de smeernippels met een doek. Indien nodig verf
van de voorkant van de nippels afkrabben.
6. Zet een smeerpistool op elke smeernippel en pomp hier
vet in.
7. Overtollig vet wegvegen.
25
1
m-1872
Figuur 22