Afvoerplaat instellen
Met het afvoerplaat verandert u de grootte van de
afvoeropening ten behoeve van de werking van de
VOL-indicator van de grasvanger.
1. Verwijder de grasvanger, zie Grasvanger verwijderen,
blz. 36.
2. Draai de 2 moeren op de afvoerplaat los en schuif de
plaat omhoog als u kort, droog gras maait of omlaag als
u lang, nat gras maait (Fig. 7).
2
Figuur 7
1. Plaat
3. Draai de moeren vast.
4. Monteer de grasvanger, zie Grasvanger monteren,
blz. 36.
Maatwielen van de
maaimachine afstellen
Met behulp van de voorwielen van de maaimachine kunt u
de machine over ongelijk terrein laten rijden. De wielen
van de maaimachine moeten zich altijd in het laagste gat in
de wielbeugel bevinden (Fig. 8).
1
Figuur 8
1. Wiel
1
m-4934
2. Moeren
2
2. Onderste gat
15
Motor starten
1. Open de brandstofafsluitklep (Fig. 9). Deze bevindt
zich tussen de brandstoftank en de motor.
1
Figuur 9
1. Brandstofafsluitklep
Opmerking: De klep moet in één lijn met de
brandstofslang staan.
2. Neem plaats op de bestuurdersstoel.
3. Stel de parkeerrem in werking; zie Parkeerrem in
werking stellen, blz. 13.
Opmerking: De motor start alleen wanneer u de
parkeerrem in werking hebt gesteld of het rempedaal
helemaal ingetrapt houdt.
4. Schakel de maaimessen (aftakas) uit. Zie Figuur 10.
2
1
Figuur 10
1. Aftakasknop
2. Ingeschakeld
Opmerking: De motor zal niet starten als de maaimessen
zijn ingeschakeld.
5. Als de motor koud is, zet u de gashendel op Choke
(Fig. 10).
Opmerking: Als u een warme motor start, zet u de
gashendel op Snel.
3
3. Uitgeschakeld