2.
Smeernippels schoonmaken met een doek.
Indien nodig verf van de voorkant van de nippels
afkrabben.
3.
Zet een vetspuit op de smeernippel. Vet in de
smeernippel pompen totdat er wat nieuw vet bij
de lagers naar buiten komt.
4.
Overtollig vet wegvegen.
Waar moet gesmeerd worden
1.
Smeer de voorwielen en de spindels totdat er wat
nieuw vet bij de lagers naar buiten komt
(Fig. 25).
2.
Smeer het draaipunt van de vooras (Fig. 25).
Figuur 25
3.
Rijpedaal smeren bij modellen met
hydrostatische rijaandrijving, of rem- en
koppelingspedaal bij modellen met versnelling,
waar die om de bevestigingsas draaien (Fig. 26).
Bandenspanning
Onderhoudsinterval/Specificatie
Houd de voor- en achterbanden op de voorgeschreven
spanning. Controleer de bandenspanning via het
ventiel na elke 25 bedrijfsuren of elke maand, waarbij
de kortste periode moet worden aangehouden
(Fig. 27). De bandenspanning kan het best bij koude
banden worden gecontroleerd.
Bandenspanning: 138 kPa (20 psi) voor en achter.
1211
Onderhoud
Figuur 26
1
Figuur 27
1. Ventiel
1264
2323
29