Kabelstang voor
maaihoogteinstelling afstellen
Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren/Jaarlijks
(houd hierbij de kortste periode
aan)—Controleer nogmaals de
schuinstand van het maaidek.
(controleer dit ook telkens wanneer u
de maaier installeert.)
Voordat u de schuinstand van het maaidek controleert,
moet u ervoor zorgen dat de voor – en achterbanden
de aanbevolen spanning hebben; zie Bandenspanning
controleren. Als de voorkant van het maaidek niet 4
tot 11 mm lager staat dan de achterkant, moet u de
schuinstand afstellen.
1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak.
2. Schakel de maaimessen (aftakas) uit.
3. Stel de parkeerrem in werking.
4. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende
onderdelen tot stilstand gekomen zijn.
5. Verwijder het contactsleuteltje.
6. Verwijder de bougiekabel van de bougie.
7. Zet de onderste pen voor de afstelling van de
voorwielophanging in de onderste positie van de
sleufgaten door te draaien aan de twee (M12) moeren
op de voorwielophanging af stellen (Figuur 39).
8. Zet de maaihoogtehendel in stand 1.
Opmerking: De voorste maatwielen van de
maaimachine moeten op de grond rusten.
9. Draai aan de M8-borgmoer op het uiteinde van
de stang voor de hoogte instelling totdat de stang
enigszins strak staat (Figuur 40).
1. M8-borgmoer
35
Figuur 40
2. Stang voor maaihoogte
instelling