3. Draai de moeren vast.
4. Monteer de grasvanger, zie Grasvanger monteren.
Maatwielen van de
maaimachine afstellen
Met behulp van de maatwielen van de maaimachine
kunt u de machine over ongelijk terrein laten rijden.
Let bij het plaatsen van de maatwielen op de gewenste
maaihoogte-instelling:
• Als u de maaihoogte-instelling 1 of 2 wilt gebruiken,
moet u de maatwielen naar de bovenste opening in
de wielbeugels verplaatsen; zie Figuur 10.
• Als u de maaihoogte-instelling 3 tot en met 7 wilt
gebruiken, moet u de maatwielen naar de onderste
openingen in de wielbeugels verplaatsen (Figuur 10).
1
Figuur 10
1. Wiel
2. Onderste opening
Opmerking: De maatwielen mogen tijdens gebruik
niet constant contact hebben met de grond.
Motor starten
1. Open de brandstofafsluitklep deze bevindt zich
tussen de brandstoftank en de motor (Figuur 11).
3
2
G012076
3. Bovenste opening
1. Brandstofafsluitklep
Opmerking: De klep moet in één lijn met de
brandstofslang staan.
2. Neem plaats op de bestuurdersstoel.
3. Stel de parkeerrem in werking; zie Parkeerrem in
werking stellen.
Opmerking: De motor start alleen wanneer
u de parkeerrem in werking hebt gesteld of het
rempedaal helemaal ingetrapt houdt.
4. Schakel de maaimessen (aftakas) uit. Zie Figuur 12.
1. Aftakasknop
2. Ingeschakeld
14
Figuur 11
Figuur 12
3. UITGESCHAKELD