8.1.8
Kluitenruimer instellen
Borg de kluitenruimer (Afb. 100/1) met twee
bouten (Afb. 100/2) en 4 schijven (Afb. 100/3)
aan de zaaischijf. Zeker de bouten met veerclips
(Afb. 100/4).
8.1.9
Zaaidiepte en korrelafstand controleren
1. Ca. 100 m op werksnelheid zaaien.
2. Met de multi-tester (optie) de gezaaide
korrels op meerdere plaatsen voorzichtig
bloot leggen.
De afleeskant gebruiken om de aarde laag
voor laag te verwijderen.
3. Zet de multi-tester (Afb. 101) loodrecht op
de grond.
4. De punt van de draaibare dieptelepel (Afb.
101/1) op de korrel zetten en de gezaaide
diepte op de schaalverdeling (Afb. 101/2)
aflezen.
5. De zaaiafstand leest men op het liniaal af.
EDX 6000-2/2FC BAH0056-3 09.14
Afb. 100
Afb. 101
De gewenste korrelafstand wordt door het toerental van de
doseertrommel afhankelijk van de rijsnelheid bepaald.
Het toerental van de elektromotor, die de doseertrommel aandrijft,
resulteert uit de kalibratiewaarde (imp./100 m).
Bereken de kalibratiewaarde (imp./100 m) door het rijden over een
meettraject opnieuw, wanneer de gewenste korrelafstand niet wordt
bereikt (zie gebruikshandleiding AMATRON).
Instellingen
99