EDX 6000-2/2FC BAH0056-3 09.14
Bij bediening van de functie "Voordraaien" (zie de
gebruikershandleiding van de AMATRON) worden de boringen van
de doseertrommel met zaaigoedkorrels gesloten.
De vereiste luchtdruk kan worden opgebouwd en worden gemeten.
Als de vereiste luchtdruk niet wordt bereikt, controleer dan of alle
boringen zijn bezet door zaaigoedkorrels.
Corrigeer de machine-instellingen, indien er posities ontbreken.
GEVAAR
Neem voor het inschakelen van de aftakas van de tractor de
veiligheidsinstructies in acht in hoofdstuk "veiligheidsinstructies
voor de gebruiker".
Gebruik van de door de aftakas aangedreven hydraulische pomp
·
Neem het toegestane aandrijftoerental van de aftakas van de
tractor in acht
·
Bij tractoren met hydraulisch of pneumatisch inschakelbare
aftakas mag deze alleen bij stationair toerental worden
ingeschakeld om beschadigingen aan de hydraulische pomp te
voorkomen.
3. Begin te rijden
4. Controleer de vereiste luchtdruk in de doseerder in de
AMATRON.
5. Controleer de zaaidiepte en de korrelafstand van het zaaigoed,
alsmede de zaaidiepte van de kunstmest van alle
zaaigoedschijven. Corrigeer deze eventueel (zie hfdst.
"Zaaidiepte en korrelafstand controleren", op pagina 99)
o
na de eerste 100 m die met werksnelheid zijn afgelegd;
o
na de overgang van lichte grond naar zware grond en
omgekeerd;
o
met regelmatige intervallen, uiterlijk tijdens het bijvullen van
de zaaigoedtank.
Als de zaaigoedtransportwegen verontreinigd zijn, kan er
verkeerd gezaaid/gemest worden.
Werken met de machine
119