De unit moet binnen 30 seconden nadat het kalibratiesymbool begint te knipperen gas toegevoerd krijgen anders
kan een kalibratiefout optreden. De eerste 30 seconden zijn bedoeld om de gebruiker de tijd te geven om gas
aan de sensor toe te voeren. Tijdens deze tijd kan de gebruiker het meetbereikkalibratieproces afbreken door de
kalibratiedop te verwijderen.
Het display knippert dan sneller om actieve kalibratie door de sensor aan te geven.
Afbeelding 14 Symbool kalibratiegascilinder
10. Wanneer de meetbereikkalibratie geslaagd is, verschijnt een vinkje "ü". Als de meetbereikkalibratie mislukt,
verschijnt een X ongeveer 2 minuten in beeld en het toestel sluit af.
Lees hoofdstuk
5
voor wat u moet doen als kalibratie is mislukt.
11. Wanneer de kalibratie voltooid is, stopt u de gastoevoer en verwijdert u de kalibratiedop. Plaats de
weerbeschermkap of stroomkap weer op de sensor. De kalibratiedop zal automatisch afsluiten zodra deze wordt
verwijderd van de sensor. De 4-20 mA wordt twee minuten lang op kalibratieniveau van de sensor gehouden, om
de kans op ruisalarm na voltooiing van een kalibratieprocedure te verminderen.
Tijdens het kalibreren en tijdens deze 2 minuten, zal de eenheid geen gas detecteren in de omgeving.
12. Het toestel kan ook via HART de opdracht krijgen de gasconcentratie te volgen tijdens de kalibratie (zie het
commando kalibratiesignaal inschakelen/uitschakelen in de HART specificatie).
Zodra de kalibratiedop is verwijderd, kan het wel twee minuten duren voordat het gas verspreid is en het toestel
normale omgevingsconcentraties leest.
NL
PrimaX® IR
4 Opstarten en kalibreren
22