4 Opstarten en kalibreren
VOORZICHTIG!
Voer een kalibratie uit bij de inbedrijfstelling en vervolgens ook in regelmatige afstanden. Dit waarborgt een optimale
werking van de sensor.
Het wordt aanbevolen alle kalibratiecomponenten aan te sluiten alvorens de kalibratie te beginnen omdat
testgas volgens het tijdschema in
Hoewel het toestel op de fabriek is gekalibreerd, is het een goede gewoonte de eenheid te kalibreren nadat deze is
geïnstalleerd op de uiteindelijke bestemming.
Rechtstreeks testgas aan de sensor toevoeren is de enige betrouwbare manier om de werking van elke gasmonitor te
controleren. Nieuwe sensoren moeten vaker worden gekalibreerd totdat het duidelijk is dat de kalibratiegegevens zich
hebben gestabiliseerd. Dan kan de frequentie van de kalibratie worden verminderd en aangepast aan het schema dat
door de veiligheidsfunctionaris of bedrijfsleider is opgesteld.
Welke kalibratiegassen gekozen kunnen worden staat in hoofdstuk
1. Lees alle kalibratie-instructies goed door alvorens te beginnen met de eigenlijke kalibratie.
2. Bestudeer alle kalibratie-onderdelen om er mee vertrouwd te raken.
Het eerst aansluiten van de kalibratiecomponenten maakt het kalibreren van de eenheid eenvoudiger.
VOORZICHTIG!
Het niet opvolgen van bovenstaande kan een incorrecte kalibratie tot gevolg hebben.
Het niet opvolgen van deze waarschuwing kan leiden tot gering of matig letsel.
4.2
Kalibratie van PrimaX IR
Het apparaat kan worden gekalibreerd met de optionele kalibratiedop ter plaatse op de sensor, of met de digitale HART-
interface.
MSA adviseert voor een optimale kalibratie het gebruik van een kalibratiegaswaarde in het midden van
het meetbereik.
Kalibratiemethodes
VOORZICHTIG!
De standaard weerbeschermkap is gemaakt om snelle responstijden te leveren en mg niet worden gebruikt voor een
bumptest of kalibratie zonder de inzetstukken voor kalibratie op afstand (zie hoofdstuk
Het niet opvolgen van bovenstaande kan het monster verdunnen en een incorrecte kalibratie tot gevolg hebben.
Hoewel zowel een volledige kalibratie (nul en meetbereik) als alleen een nulkalibratie kan worden uitgevoerd, kan een
nulkalibratie alleen voldoende blijken om de monitor correct te kalibreren. Normaal houdt een verslechtering van de
prestatie van de sensor verband met een licht nulpuntverloop hetgeen op haar beurt de prestatie voor meetbereik
negatief beïnvloedt. Voer, na het voltooien van de nulkalibratie, een meetbereikcontrole uit om verzekerd te zijn van een
juiste werking. Voer, voor controle van het meetbereik, een gas met bekende concentratie toe en controleer of de
gemeten reactie binnen de aanvaardbare grenzen ligt. Indien de uitslag van de meetbereikcontrole onjuist is moet een
volledige nulpunt en meetbereikkalibratie worden uitgevoerd.
17
Afbeelding 15
moet worden toegevoerd naar het toestel.
4.3
PrimaX® IR
.
7.5
, ond.nr. 10116419).
NL