Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Eisen Aan De Waterkwaliteit; Verwarmingsinstallaties Met Voorgeschreven Bedrijfstemperaturen Tot 100 °C (Vdi 2035) - Viessmann VITOPLEX 200 SX2A 700 Handleiding

Verberg thumbnails Zie ook voor VITOPLEX 200 SX2A 700:
Inhoudsopgave

Advertenties

Waterkwaliteit

Eisen aan de waterkwaliteit

Opmerking
Onze garantie is niet van toepassing als niet aan de
hierna genoemde vereisten wordt voldaan.
De garantie geldt niet voor waterschade en schade als
gevolg van ketelsteenvorming.
Verwarmingsinstallaties met voorgeschreven bedrijfstemperaturen tot 100 °C (VDI 2035)
Het in CV-installaties gebruikte water moet aan de ver-
eiste chemische waarden van de tapwaterverordening
voldoen. Indien bronwater of soortgelijk water gebruikt
dient te worden, moet de geschiktheid vóór het vullen
gecontroleerd worden.
Er moet worden vermeden dat zich te veel ketelsteen
(calciumcarbonaat) op de verwarmingsoppervlakken
afzet. Voor CV-installaties met bedrijfstemperaturen tot
100°C geldt de richtlijn VDI 2035 blad 1 "Voorkomen
van schade in warmwater-CV-installaties - ketelsteen-
vorming in tapwater- en warmwater-CV-installaties"
met de volgende richtwaarden. Meer informatie vindt u
in de toelichtingen bij de richtlijn VDI 2035.
Totale stookcapaci-
>
teit in kW
Som aardalkaliën in
mol/m
3
Totale hardheid in
°dH
Bij de richtwaarden wordt van de volgende voorwaar-
den uitgegaan:
De som van de totale hoeveelheid vul- en bijvulwater
tijdens de levensduur van de installatie overschrijdt
niet het drievoudige van de waterinhoud van de ver-
warmingsinstallatie.
Het specifieke installatievolume is kleiner dan
20 liter/kW vermogen. Bij installaties met meerdere
ketels moet daarbij het vermogen van de kleinste
ketel worden ingezet.
Alle maatregelen ter voorkoming van corrosie aan
waterzijde volgens VDI 2035 blad 2 zijn getroffen.
Bij verwarmingsinstallaties met de volgende gegevens
moeten het vul- en bijvulwater worden onthard:
De som van de aardalkaliën van het vul- en bijvulwa-
ter ligt boven de richtwaarde.
Houd rekening met grotere hoeveelheden vul- en bij-
vulwater.
Het specifieke installatievolume is groter dan
20 liter/kW vermogen. Bij installaties met meerdere
ketels moet daarbij het vermogen van de kleinste
ketel worden ingezet.
26
50 tot
200 tot
>
200
600
600
2,0
1,5
0,02
11,2
8,4
0,11
Bij het ontwerp op het volgende letten:
Per gedeelte moeten afsluitkleppen worden gemon-
teerd. Daarmee wordt vermeden dat bij elke repara-
tie of elke uitbreiding van de installatie al het verwar-
mingswater moet worden afgetapt.
Voor het vastleggen van de hoeveelheid vulwater en
toegevoegd water moet een watermeter worden
ingebouwd. De toegevoegde waterhoeveelheden en
de waterhardheid moeten in de servicehandleidingen
van de verwarmingsketel worden genoteerd.
Bij installaties met een specifiek installatievolume
groter dan 20 liter/kW vermogen (bij installaties met
meerdere ketels moet daarbij het vermogen van de
kleinste ketel ingezet worden) dienen de eisen van
de eerstvolgende hogere groep van het totale ver-
>
mogen (volgens de tabel) te worden toegepast. Bij
ernstige overschrijdingen (
<
den onthard tot de som van aardalkaliën
0,02 mol/m
3
bereikt is.
<
Bedrijfsinstructies:
de inbedrijfstelling van een installatie moet trapsge-
wijs, beginnend met het laagste vermogen van de
ketel, bij een hoog CV-waterdebiet plaatsvinden.
Daarmee wordt plaatselijke concentratie van kalkaf-
zetting op het verwarmingswateroppervlak van de
verwarmingsketel vermeden.
Bij installaties met meerdere ketels moeten alle
ketels gelijktijdig in bedrijf worden gesteld, zodat de
totale kalkhoeveelheid niet op het warmteoverdracht-
soppervlak van slechts één ketel komt.
Bij uitbreidings- en reparatiewerkzaamheden moeten
alleen de absoluut noodzakelijke netdelen afgetapt
worden.
Als aan de waterzijde maatregelen nodig zijn, moet
al bij de eerste vulling van de CV-installatie de inbe-
drijfstelling met behandeld water plaatsvinden. Dat
geldt ook voor elke nieuwe vulling, bijvoorbeeld na
reparaties of uitbreiding van de installatie, en voor al
het toegevoegde water.
Filters, vuilvangers of andere vuil- of slibinrichtingen
in het verwarmingswatercircuit moeten na de eerste
of een hernieuwde installatie vaker, later naar
behoefte afhankelijk van de waterbehandeling (bij-
voorbeeld hardheid), worden gecontroleerd, gerei-
nigd en gebruikt.
Bij het respecteren van deze aanwijzingen wordt de
vorming van kalkafzettingen op de verwarmingsopper-
vlakken geminimaliseerd.
50 liter/kW) moet wor-
>

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave