6.3 SCHOORSTEENMANTEL
Er mag geen directe verbinding zijn tussen de inbouwhaard en de schoor-
steenmantel. De schoorsteenmantel moet zelfdragend zijn. Houdt u er
rekening mee dat tussen de deurlijst en de schoorsteenmantel, resp. het
montageframe, een minimale afstand vereist is van 6 mm om de deur van
de inbouwhaard indien nodig (bijv. bij vervanging van het glas) te kunnen
demonteren.
6.4 VERBINDINGSSTUK
De aansluiting voor het verbindingsstuk bevindt zich op de verbrandingsgas-
koepel van de inbouwhaard. De aansluiting aan de schoorsteen dient zo direct
mogelijk plaats te vinden en kan zowel verticaal als horizontaal worden uitge-
voerd. De aansluiting aan de schoorsteen dient met een ingemetselde wand-
voering resp. volgens de aanwijzingen van de schoorsteenfabrikant plaats te
vinden. Het verbindingsstuk moet worden gemaakt van voorgevormde cha-
motte-elementen voor huisschoorstenen of staalbuizen van minimaal 2 mm
dikke staalplaat volgens DIN 1623, DIN 1298, DIN EN 1856 en bijpassende
voorgevormde elementen.
OPMERKING
Eisen aan het verbindingsstuk conform DIN 18160 Deel 2.
6.5 WARMTEAFGIFTE
Omdat met onze inbouwhaarden verschillende bouwwijzen van haardsyste-
men mogelijk zijn, is een exacte planning van het haardsysteem door een
vakbedrijf onmisbaar. Voldoende afgifte van warmte moet zijn gegarandeerd.
Dit kan worden gerealiseerd via convectieluchtleidingen in de bekleding of
via warmte afgevende bekledingscomponenten, of via een combinatie van
beide.
6.5.1 HETELUCHTSYSTEMEN
Bij haardsystemen die regulier de warmte via convectie (heteluchtkachels,
warmtehaarden etc.) afvoeren, moeten de volgende punten in acht worden
genomen:
• De diameter voor de luchtinlaat- en luchtuitlaatopening vindt u in de
technische gegevens. Afwijkende diameters zijn mogelijk, mits overeen-
komstige berekeningen worden overlegd.
• Minimaal 50% van de luchtinlaat- en luchtuitlaatopening mag niet
afsluitbaar zijn.
• Bij toepassing van de convectieluchtmantel moeten alle vier de aan-
sluitstompen worden gebruikt. De luchtinlaat- en luchtuitlaatopeningen
mogen niet afsluitbaar zijn.
• De luchtleidingen moeten bestaan uit niet-brandbare vormvaste
bouwmaterialen.
• In een zone van 30 cm naast en 50 cm boven de warmte-afvoerroos-
ters mogen zich geen brandbare bouwmaterialen en voorwerpen, bijv.
houten plafonds, en geen inbouwmeubels bevinden.
NL 19
NL