Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Haarden Mogen Niet Worden Geplaatst; Verbrandingsluchttoevoer - Spartherm Mini R1V51 Montagehandleiding

Inhoudsopgave

Advertenties

3.3 HA ARDEN MOGEN NIET WORDEN GEPLA ATST:
• in trappenhuizen, behalve in residentiële gebouwen met niet meer dan
twee woningen.
• In algemeen toegankelijke gangen.
• in garages.
• in ruimten waarin licht ontvlambare of explosieve stoffen of mengsels
worden verwerkt, bewaard of geproduceerd in zodanige hoeveelheden
dat door ontsteking of explosie gevaar zou ontstaan.
• Haarden mogen niet worden geïnstalleerd in ruimten die worden ont-
lucht door ventilatiesystemen of heteluchtverwarmingsinstallaties met
behulp van ventilatoren, tenzij het veilig functioneren van de haard wordt
gegarandeerd.

3.4 VERBRANDINGSLUCHTTOEVOER

Haardinstallaties mogen alleen worden opgesteld in ruimten die minstens
één deur of raam naar buiten hebben, die kan worden geopend, of die wat
betreft de toevoer van verbrandingslucht direct of indirect in verbinding
staan met andere ruimten (verbrandingsluchtverband). Bij opstelling in
woningen of andere gebruikseenheden mogen alleen ruimten van dezelfde
woning of gebruikseenheid tot het verbrandingsluchtverband behoren.
Haardinstallaties mogen alleen in de voornoemde ruimten worden geïnstal-
leerd of opgesteld wanneer hier minstens 360 m
uur en per m
verbrandingskameropening naartoe kan stromen. Wanneer
2
zich andere haarden in de opstellingsruimte of in andere ruimten die in
verbinding staan met de opstellingsruimte bevinden, moeten naar de
haarden volgens de technische regels minstens 540 m
per uur en per m
verbrandingsruimte en naar andere haarden bovendien
2
minstens 1,6 m
verbrandingslucht per uur en per kW totaal nominaal
3
warmtevermogen toe kunnen stromen bij een rekenkundig drukverschil van
0,04 mbar ten opzichte van de open lucht. Als richtwaarde voor het meten
3
verbrandingslucht per
3
verbrandingslucht
NL 10
van de luchttoevoerleidingen gelden stroomsnelheden rond 0,15 m/s. Bij
een inbouwhaard met deurhoogte van 51x60 cm komt dit overeen met een
toevoerkanaal van 175 cm
2
, dus een diameter van ca. 15 cm.
Wanneer de verbrandingslucht niet mag worden ontnomen aan de opstel-
lingsruimte (bijv. in huizen met ventilatiesystemen), moet een buisverbinding
zijn aangesloten op de verbrandingsluchtaansluiting van het toestel. Deze
buisverbinding moet naar een andere ruimte worden geleid. Houdt u er
rekening mee dat deze ruimte een voldoende luchttoevoer heeft – overlegt
u met de bevoegde schoorsteenveger en neem de geldende regels en de
normen van FeuVo en DIN 18896 in acht).
Indien deze buis voor de verbrandingslucht uit het gebouw moet worden
geleid, is een blokkeersysteem noodzakelijk. Daarbij moet de stand van het
blokkeersysteem herkenbaar zijn. Bij deze uitvoering moet de aanvoerbuis
geïsoleerd zijn, omdat condensvorming mogelijk is. Bovendien moet de buis
zo zijn geplaatst dat geen water of andere stoffen kunnen binnendringen en
dat de eventueel optredende condens kan afvloeien.
OPMERKING
Hoe een geschikte verbrandingsluchttoevoer kan worden gerealiseerd vindt
u bijvoorbeeld in de stookverordening (versie mei 1998) en in het ontwerp
voor de uitvoeringsinstructies bij het ontwerp van de stookverordening (ver-
sie januari 1980). De ontwerpen zijn gepubliceerd in de Mededelingen van
het Institut für Bautechnik, Nr. 3/1980, jaargang 17, (zie ook opmerking
over DIN 18895).

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Mini r1v 57Mini r1v 51 nshfMini r1v 57 nshfMini r1vh 57Mini r1vh 57 nshfMini z1 ... Toon alles

Inhoudsopgave