3.5 VERBRANDINGSLUCHTK ANALEN
Conform de voorschriften van de Landesbauordnung, conform § 37 para-
graaf 2, van de Musterbauordnung, moeten verbrandingsluchttoevoerlei-
dingen in gebouwen met meer dan twee volledige verdiepingen en ver-
brandingsluchttoevoerleidingen die brandwanden overbruggen, zo worden
gemaakt, dat vuur en rook niet naar andere verdiepingen of brandsecties
kunnen worden overgedragen.
OPMERKING
Hoe aan dit voorschrift kan worden voldaan, vindt u terug in de brandrichtlijn
over de brandtechnische vereisten aan verluchtingsinstallaties (ontwerp) –
versie januari 1984.
4. BLOKKEERSYSTEEM IN
ROOKGASK ANA AL
Haardinstallaties met Spartherm inbouwhaarden mogen voorzien zijn van
een blokkeersysteem in het rookgaskanaal. Het blokkeersysteem mag de
controle- en reinigingswerkzaamheden aan de verbindingsstukken niet
belemmeren en niet zelfstandig kunnen sluiten. De stand van het blokkeer-
systeem moet van buiten uit herkenbaar zijn, bijv. aan de stand van de
bedieningsgreep. Blokkeersystemen mogen alleen worden ingebouwd in de
rookgassencollector, in de rookkanaalaansluiting of in het verbindingsstuk.
In plaats van het blokkeersysteem kunnen bij inbouwhaarden met verbran-
dingskamerdeuren smoorsystemen worden aangebracht.
4.1 SMOORSYSTEEM
Smoorsystemen mogen alleen worden ingebouwd in de rookkanaalaanslui-
ting of in het verbindingsstuk. Smoorsystemen moeten makkelijk bedienbaar
zijn. Ze dienen openingen te hebben in de vorm van een cirkelsegment resp.
afgevlakte cirkel, waarvan het totale oppervlak niet minder dan 3% van het
oppervlak van de dwarsdoorsnede bedraagt, echter tenminste 20 cm
is. De stand van het smoorsysteem moet herkenbaar zijn aan de stand van
de bedieningsgreep.
5. BRANDBESCHERMING A AN/IN DE
HA ARD
5.1 BIJZONDERE VOORZORGSMA ATREGELEN VOOR
DE BRANDBESCHERMING
5.1.1 VLOERMATERIALEN IN DE NABIJHEID VAN
HA ARDEN
Bij een niet vuurvaste vloerbedekking uit een brandbaar materiaal (bijv.
tapijt, parket, etc.) moet een vuurvaste vonkbescherming uit niet brand-
baar materiaal (bijv. vuurvast glas, natuursteen, tegels, baksteen, marmer,
graniet of een andere minerale grondstof) worden gemaakt. Een metalen
beschermplaat moet minstens 1 mm dik zijn.
De beschermplaat moet worden beveiligd tegen verschuiven en worden
vastgelegd. De vonkbescherming moet naar voren gericht zijn, en overeen-
stemmen met de hoogte van de bodem van de verbrandingskamer (vuurta-
felhoogte) H plus 300 mm, en moet minstens 500 mm lang zijn.
Indien een opstaand rooster (niet meegeleverd) van minstens 10 cm hoog
vast wordt gemonteerd, dan volstaan de hierboven genoemde minimumaf-
metingen, gemeten vanaf het opstaande rooster.
NL 11
NL
groot
2