Algemene voorschriften
Ontkalking
Verkalkte warmtewisselaar verbruiken onnodig veel energie omdat het water
slechts langzaam wordt verwarmd en het overdrukventiel een deel van het water
in de circulatie terugvoert in de hogedrukpomp.
Verkalkte warmtewisselaar herkent u aan een hogere pijpleidingsweerstand.
Controleer de pijpleidingsweerstand door de lans van het pistool af te koppelen en
de hogedrukreiniger in te schakelen. Er komt een volle waterstraal uit het pistool.
Geeft de manometer nu een druk aan die groter is dan 50 bar, dan moet de
hogedrukreiniger zo snel mogelijk worden ontkalkt.
Om de hogedrukreiniger te ontkalken, gaat u als volgt te werk:
1.
Schroef de lans van het pistool af en ontkalk deze apart.
2. Steek de aanzuigslang van de reinigingsmiddelinjectorslang
in een reservoir met de ontkalkingsoplossing.
3.
Zet de reinigingsmiddelventiel op de hoogste concentratie.
4. Schakel de hogedrukreiniger op de hoofdschakelaar op "AAN".
5.
Houd het pistool met uitschakelbeveiliging in een aparte tank
en druk op de trekker.
6. Wacht tot de ontkalkingsvloeistof uit het veiligheidsuitschakelpistool komt
(herkenbaar aan de witachtige kleur).
7.
Schakel de hogedrukreiniger op de hoofdschakelaar op "Uit"
en laat de kalkoplosser 15 - 20 minuten inwerken.
8. Schakel de hogedrukreiniger op de hoofdschakelaar nu weer
op "AAN" in en spoel deze 2 minuten lang met schoon water.
9. Controleer of de pijpleidingsweerstand nu weer een lagere waarde heeft.
Herhaal dan het ontkalken nog een keer.
Kalkoplossers zijn bijtend! Let op de gebruiksvoorschriften en de
voorschriften ter voorkoming van ongevallen. Draag beschermende
kleding die het contact van de ontkalker met uw huid, uw ogen of
uw kleding voorkomt.
20
Algemene voorschriften
Brandstofinstallatie
De brandstof kan vuildeeltjes bevatten of bij het vullen van brandstof kan er vuil
of water mee in de brandstoftank komen. Ter bescherming van de brandstofpomp
bezit de hogedrukreiniger een brandstoffilter. Controleer deze regelmatig op
vervuiling en vervang deze wanneer nodig.
Controleer daarom de brandstoftank regelmatig op vervuiling. Maak deze zonodig
schoon. Maak de brandstoftank leeg door middel van de aftapplug aan de onderkant.
Reinig de brandstoftank en de brandstofleidingen zorgvuldig. Draai de plug weer vast.
Voer het reinigingsmiddel en vervuilde brandstof
op verantwoorde wijze af.
Controleer de brandstofinstallatie regelmatig op vervuiling.
Bij schade aan de brandstofinstallatie door vervuiling wordt
geen garantie gegeven.
De wetten en voorschriften moeten door de gebruiker
worden gevolgd en nageleefd.
21