6.2.2
Dieplepel
Montage
De dieplepel wordt als de polyfunctionele shovel (punt
6.2.1) (1)...(9)) gemonteerd, met als uitzondering dat alle
vier hydraulica-buisleidingen van de dieplepel met de vier
snelkoppelingen van de snelwisselinrichting moeten worden
verbonden.
VOORZICHTIG
De twee bouten van de snelwisselinrichting moeten zich op
beide kanten in de opnameboring van de dieplepelophan-
ging bevinden en zijdelings duidelijk te zien zijn (6-13/pijl).
OPGELET
Bij de verbinding erop letten dat de aansluitingen schoon
zijn en dat de hydraulische aansluitingen volledig verbonden
zijn.
Demontage
De dieplepel wordt als de polyfunctionele shovel (punt
6.2.1) gedemonteerd, met als uitzondering dat de vier
hydraulica-buisleidingen van de dieplepel van de vier
snelkoppelingen van de snelwisselinrichting moeten worden
los gemaakt.
OPGELET
De hydraulische snelwisselinrichting mag alleen worden
vergrendeld, waneer een aanbouwapparatuur ingehangd
is.
OPMERKING
Het typeplaatje bevindt zich aan de rechter kant van de
steel, bij de aanbouwplaat.
6.2.2.1 Lepel vervangen
(1) Shovelarm optillen en shovelarmsteun monteren (1-1/
pijl).
(2) Dieplepel zo plaatsen dat de lepel met de achterkant
op de grond ligt.
(3) Motor afzetten.
(4) Druk uit de hydraulische slangen verwijderen door de
hendel van de extra hydraulica heen en weer te bewegen
(4-9/5).
(5) Beide kogelblokkranen sluiten (1-2/pijlen).
(6) Boutbeveiliging (SW 19) losdraaien (6-14/pijlen).
(7) Lagerbout eruithalen (6-15/pijlen) en lepel verwijderen.
(8) De montage moet in omgekeerde volgorde worden
doorgevoerd.
OPMERKING
Het typeplaatje van de shovellepel bevindt zich aan de
buitenkant links.
S05E/S06E
Aanbouwapparatuur
afbeelding 6-13
afbeelding 6-14
afbeelding 6-15
6
6-7