5
Bediening
afbeelding 5-8
afbeelding 5-9
afbeelding 5-10
5-8
OPGELET
- De hydraulische snelwisselinrichting mag alleen worden
vergrendeld, waneer een aanbouwapparatuur ingehangd
is.
- Als tijdens het gebruik het controlelampje voor de
hydraulica-olietemperatuur (4-11/23) begint te knipperen,
dient de machine onmiddellijk uitgeschakeld te worden.
De oorzaak dient door een vakkundige voor hydraulica
onderzocht en verholpen te worden.
VOORZICHTIG
Als voor speciaal gebruik van de machine het rijden met
een gezwenkte shovelarm noodzakelijk is, dient de shovel
c.q. de aanbouwapparatuur dicht boven het wiel worden
gehouden. De afstand moet zo kort als mogelijk worden
gehouden. Als een wiel op grond van oneffenheden door de
steuninstallatie van de bodem wordt geheven, moet de
shovelarm voor een korte tijd in rijrichting worden gezwenkt
om de asblokkeering op te heffen.
5.2.5
Verwarmings- en ventilatiesysteem
5.2.5.1 Luchtstroom instellen
(1) Draaischakelaar ventilatie (5-8/pijl) afhankelijk van de
gewenste luchtstroom in positie 0, trap 1 of trap 2 schakelen.
(2) Luchtstroomrichting aan de zijdelings aangebrachte
stroomstraal (afbeelding 5-9/pijl) instellen.
5.2.5.2 Verwarming inschakelen
(1) Afhankelijk van de gewenste verwarming kogelkraan
(5-10/pijl) in verticale of horizontale positie draaien.
OPMERKING
Kogelkraan verticaal
Kogelkraan naar voren - warm.
(2) Luchtstroom volgens 5.2.5.1 instellen.
- koud.
S05E/S06E