Inleiding Voorwoord De zwenklader, de kniklader en de graaf-laadcombinatie van Ahlmann maken deel uit van het omvangrijke en veelzijdige aanbod van Ahlmann grondverzetmachines en kunnen in zeer uiteenlopende situaties worden gebruikt. Dankzij jarenlange ervaring in de fabricage van grondverzetmachines, een uitgebreid aanbod van aanbouwappa- ratuur, onze moderne constructie- en produktiemethoden, zorgvuldiguitgevoerde testprogramma's en hoge kwaliteitsnormen, kunt u volledig vertrouwen op uw Ahlmann laadschop.
Pagina 4
Inhoudsopgave Gebruikte afkortingen: = Unfallverhutungsvorschrift (Regels ter voorkoming van ongelukken) StVZO = Strassenverkehrzulassungsordnung (Duitse verkeersregels) Uitgave: 09.2006 S05E/S06E...
Inhoudsopgave Inhoudsopgave Algemene veiligheidsvoorschriften Alarmsignalen en symbolen ..................... 1 - Het juiste gebruik van de machine ................... 1 - Organisatorische maatregelen ....................1 - Personeelsselectie en functiekwalificaties ................1 - Veiligheidsvoorschriften tijdens bepaalde werkzaamheden ............1 - 1.5.1 Normaal gebruik........................1 - 1.5.2 Specifieke werkzaamheden in het kader van het gebruik van de machine en opheffingen van storingen tijdens het werk;...
Veiligheidsvoorschriften Algemene veiligheids- voorschriften Alarmsignalen en symbolen In deze handleiding worden de volgende aanduidingen resp. tekens gebruikt om op bepaalde onderdelen extra aandacht te vestigen: OPMERKING speciale informatie betreffende economisch gebruik van de machine. LET OP speciale informatie en regels ter voorkoming van beschadigingen.
Veiligheidsvoorschriften 1.3.2 Als aanvulling op de handleiding (machine en motor) moeten de algemeen geldende wettelijke bepalingen met betrekking tot het voorkomen van ongevallen (met name de Arbo-wet), alsmede de wettelijke bepalingen ter voorkoming van milieuverontreiniging in acht worden genomen. Uiteraard dienen ook de geldende verkeersregels te worden nageleefd.
Veiligheidsvoorschriften De personen moeten: - 18 jaar of ouder zijn - lichamelijk en geestelijk gezond zijn - geinstrueerd zijn over het gebruik of onderhoud van de machine en bewezen hebben over relevante kennis en vaardigheden te beschikken - de verwachting gestand doen dat hen deze taken kunnen worden toevertrouwd.
Pagina 13
Veiligheidsvoorschriften 1.5.1.9 Vermijd tijdens het werk alles wat gevaar kan opleveren! 1.5.1.10 Aanbouwapparatuur mag niet gebruikt worden om personen te vervoeren! 1.5.1.11 De machinist mag pas dan aan het werk gaan als er binnen de gevarenzone geen mensen meer aanwezig zijn.
Pagina 14
Veiligheidsvoorschriften 1.5.1.21 De persoon die de machinist begeleidt moet betrouwbaar en van te voren goed geinstrueerd zijn. 1.5.1.22 Gids en machinist moeten bepaalde tekens afspreken die zij alleen mogen gebruiken. 1.5.1.23 Gidsen moeten goed herkenbaar zijn aan hun kleding. Zij moeten zich binnen het gezichtsveld van de machinist bevinden.
Veiligheidsvoorschriften 1.5.1.34 Tijdens pauzes en bij beeindiging van het werk moet de machinist de machine op een stevige, en bij voorkeur vlakke ondergrond neerzetten om wegrollen te voorkomen. 1.5.2 Specifieke werkzaamheden in het kader van het gebruik van de machine en opheffing van storingen tijdens het werk;...
Pagina 16
Veiligheidsvoorschriften 1.5.2.9 Geef alleen ervaren personeel opdracht om ladingen te bevestigen. Ladingen moeten zodanig bevestigd zijn dat ze niet kunnen verschuiven of vallen. 1.5.2.10 Verplaats beladen machines alleen als de onder- grond egaal is. 1.5.2.11 Bij gebruik van hefwerktuigen, mogen beladers de kraanarm alleen vanaf de zijkant benaderen en pas nadat zij toestemming van de machinist hebben gekregen.
Veiligheidsvoorschriften 1.5.2.22 Zorg voor een veilige en milieuvriendelijke afvoer van gebruikte brandstof en onderdelen. 1.5.2.23 De machine moet voordat deze voor het eerst wordt gebruikt en na ingrijpende veranderingen, worden getest door een ter zake kundig persoon. 1.5.2.24 De machine moet 1x per jaar door een ter zake kundig persoon worden gecontroleerd.
Veiligheidsvoorschriften 1.6.1.3 Wanneer de machine onder stroom komt te staan, moet de machinist de machine direkt uit te gevaren- zone brengen door de aanbouwapparatuur te heffen, te laten zakken, weg te zwenken of door weg te rijden. Als dit niet mogelijk is, gelden de volgende regels: - de kabine niet verlaten - mensen in de omgeving van de machine waarschuwen niet dichterbij te komen of de machine aan te raken...
Veiligheidsvoorschriften 1.6.4 Olieen, vetten en andere chemische substanties 1.6.4.1 Let bij het gebruik van olieen, vetten en andere chemische substanties altijd op de voor die produkten geldende veiligheidsmaatregelen! 1.6.4.2 Wees voorzichtig bij het gebruik van hete brand- stoffen (gevaar voor verbranding)! 1.6.4.3 Wees voorzichtig bij het gebruik van remvloeistof en accuzuur.
Veiligheidsvoorschriften 1.7.4 Tijdens het laden en het transport moeten de machine en de benodigde aanbouwapparatur beveiligd zijn tegen ongewenste bewegingen. Modder, sneeuw en ijs moeten van de banden verwijderd worden, zodat men zonder gevaar tegen hellingen kan oprijden. 1.7.5 Wanneer de machine weer in gebruik wordt genomen, dient men overeenkomstig de handleiding te handelen.
Markering Markering Waarschuwings- en aanwijzingsborden 2,3,4 Afbeelding 2-1 1 - Typeplaatje machine ( rechter kant voertuig ) » met identificatienummer voertuig« 2 - Let op! Besturing alleen bij lopende motor gebruiksklaar! 3 - Let op! Tijdens rit op openbare weg alleen achterwielbesturing gebruiken! 4 - Let op! De verdeleraandrijving mag enkel in stilstand worden geschakeld.
Markering Zekeringen (4-11/17) Zicht op de zekeringenkast: Rijaandrijving 10,0 A Knipperlicht 7,5 A Hydraulica, remlicht 20,0 A Verwarming 20,0 A Achterruitverwarming 20,0 A Groot licht 15,0 A Afbeelding 2-2 Dimlicht 15,0 A Achterlicht links, parkeerlicht links 5,0 A Achterlicht rechts, parkeerlicht rechts 5,0 A Noodknipperlicht...
Pagina 24
Markering Hendel voor extra hydraulica (4-9/5) Hendel voor extra hydraulica (4-9/5) Snelwisselinrichting Snelwisselinrichting 1 - Vergrendelen 1 - Vergrendelen 2 - Ontgrendelen 2 - Ontgrendelen Polyfunctionele shovel Polyfunctionele shovel 1 - Sluiten 1 - Sluiten 2 - Openen 2 - Openen Dieplepel Dieplepel 1 - Lepel uitkiepen...
Pagina 25
Markering Omschakeling besturing (4-9/4) Achterwielbesturing Besturing op alle wielen Afbeelding 2-11 Hydraulische rijtrappen (4-10/1) Symbool haas - snel Symbool slak - langzaam Rijrichting (4-10/3) - vooruit - achteruit Afbeelding 2-12 Aanslagpunten voor verlading via hijskraan Afbeelding 2-13 Aanslagpunten voor slepen/ sjorren Afbeelding 2-14 Snelwisselinstallatie gesperd...
Pagina 26
Markering Banddruk AS 90/AZ 85t 16/70 - 20 2,0 bar 550/45-22.5 2,5 2,5 bar 335/80 R 20 3,5 2,2 bar 365/80 R 20 3,5 2,2 bar 375/75 R 20 3,8 2,5 bar 405/70 R 20 3,0 2,0 bar 14.5 R 20 3,5...
Pagina 27
Markering UVV-plaquette (jaarlijkse controle volgens UVV) Afbeelding 2-28 Trek - geluidarme bouwmachine - Afbeelding 2-29 Werkplatform (SA): Kogelblokkraan bij gemonteerde werkplatform aan beide hefcilinders dwars van de doorstroomrichting omleggen. Afbeelding 2-30 Werkplatform (SA): De sleutelschakelaar moet afgetrokken zijn wanneer de werkplatform bezet is.
Het aantal diefstallen van bouwmachines heeft in de laatste jaren aanmerkelijk toegenomen. Om het snellere terugvinden resp. identificeren door de onderzoeksinstanties (b.v. nationale recherche, douane) mogelijk te maken zijn Ahlmann-bouwmachines met de volgende herkenningstekenen uitgerust: Herkenningskentekenen aan de machine (1) Het typeplaatje machine (3-1/pijl). Het plaatje bevat...
Beveiliging tegen diefstal Transponder startonderbreking tegen diefstal (speciale uitvoering) De “transponder startonderbreking tegen diefstal” is een elektronische startonderbreking tegen diefstal die belangrijke voertuigfuncties buiten werking zet. Als de transponder (b.v. hanger aan contactsleutel) van de ontvangende eenheid (in de onmiddelijke omgeving van het contactslot) verwijderd wordt worden deze functies onderbroken.
Beschrijving Machine Onderstel De axiale zuigerpomp voor de rijhydraulica wordt door de dieselmotor aangedreven. Buizen voor maximale druk verbinden de axiale zuigerpomp met de axiale zuigermotor. De axiale zuigermotor is aan het asverdeeldifferentieel geflensd. Het draaimoment van de axiale zuigermotor wordt via de cardanas naar de vooras en achteras, beide voorzien van planetaire tandwieloverbrenging, overgedragen.
Pagina 36
Beschrijving Reminstallatie Bedrijfsrem / Instellen van de ventielen De met de voet bediende bedrijfsrem werkt via een dubbelpedaal (4-8/3). Het is een volhydraulisch werkende natte lamellenrem in de vooras. Door het pedaal te drukken wordt via een instelstangenstelsel de stuurdruk van de rijpomp naar de tank ontlast en daarna de hydraulische druk opgebouwd.
Beschrijving Alle bewegingen van de shovelarm, de shovel, de aanbouwapparatuur en de snelwisselinrichting worden vanuit de bestuurderszit via de ventielgevers gestuurd. Deze ventielgevers maken het mogelijk traploos te besturen, van langzame tot een grotere bewegingssnelheid. Zwenkinrichting en assteun Door een seperate tandwielpomp worden via een stuurventiel twee eenvoudig werkende zwenkcilinders verzorgd.
Pagina 38
Beschrijving Hefsysteemvering (extra uitvoering) Als met de machine een grotere afstand wordt gereden, vooral met een gevulde shovel, is het zinvol de hefsysteemvering (4-11/15) in te schakelen om het slingeren van de machine te verminderen. Vooral als het terrein erg oneffen is en de machine met een grote snelheid wordt gereden.
Beschrijving Bestuurderszit De bestuurderszit is hydraulisch geveerd en met een gewichtscompensatie voorzien. Horizontale instelling, zithoogteinstelling en instelmogelijkheden voor rugleuning en kantelhoek maken een optimale individuele aanpassing mogelijk. De bekkengordel samen met de omklapbare armleuningen en de ergonomisch voordelig gevormde zitting- en rugkussens zorgen voor een veilige en comfortabel zitpositie.
Pagina 40
Beschrijving OPMERKING - Op de profielstelling letten. - Als de profielstelling van het nieuwe wiel niet passend is, dient het wiel zo snel als mogelijk door een geschikt wiel te worden vervangen. (14) Draai de wielmoeren met de hand vast. (15) Voor-/achteras met behulp van de krik neerlaten.
Beschrijving Bedienelementen 1 - Vergrendeling voor stuurkolom- verstelling - naar voren/achteren - in asrichting van stuurkolom 2 - Rijpedaal 3 - Duppelpedaal voor bedrijfsrem/ instelling van ventielen 4 - Voetpedaal voor zwenken 5 - Stuurschakelaar - naar voren: knipperlicht rechts - naar achteren: knipperlicht links - boven - dimlicht...
Bediening 5.2.2 Winterbedrijf ATTENTIE Als de buitentemperatuur tot onder het vriespunkt gedaald is, moet het toestel behoorlijk worden “warmgedraaid” om een beschadiging van bepaalde onderdelen te voorkomen. Breng hiervoor alle cilinders (zuig-, kip- en zwenkcilinders) bij nullastbedrijf van het toestel voor een bepaalde tijd (onafhankelijk van de omgevingstempertuur) in werking.
Bediening 5.2.2.4 Bescherming tegen bevriezing van de ruitesproeiinstallatie ATTENTIE Als er temperaturen van onder 0°C te verwachten zijn, moet het water van de ruitesproeiers (4-9/2) op tijd in voldoende mate met antivriesmiddel worden vermengd. Volg de aanwijzingen van de fabrikant m.b.t. de mengverhouding.
Bediening (3) Het zwenkmechanisme blokkeren door de blokkeerspie (1-3pijl) in de zwenkblokkering (1-4/pijl) te plaatsen en deze vervolgens vast te zetten met de springveer. (4) Shovelsnede en -tanden met shovelbescherming (5-3/ pijl) afdekken. (5) Stekker voor shovelbescherming (5-4/pijl) in stopcon- tact stekken.
Pagina 48
Bediening (5) Dieplepel op vaste bodem neerleggen (zie punt 6.2.2). (6) Dieplepel aan geschikt hijstuig bevestigen (5-5/2) en in vooraf geplaatste shovel neerlegen. (7) Dieplepel met twee spansloten aan shovel vastsjorren (5-6/pijlen). (8) Shovel met vastgesjorde dieplepel opnemen (zie punt 6.1.1 resp.
Bediening 5.2.4 Gebruik van de machine Principieel worden alle werkzaamheden in de hydraulische rijtrap „II“ (4-10/1) en de op het gebruik aangepaste aandrijftrap (4-11/13) (alleen geldig voor snellopende motoren) doorgevoerd. OPGELET De rijtrappen van het verdeeldifferentieel mogen alleen in stilstand worden geschakeld (4-10/3), wanneer de rijrichtingsschakelaar zich in "0"-positie bevindt (alleen geldig voor snellopende motoren).
Bediening OPGELET - De hydraulische snelwisselinrichting mag alleen worden vergrendeld, waneer een aanbouwapparatuur ingehangd - Als tijdens het gebruik het controlelampje voor de hydraulica-olietemperatuur (4-11/23) begint te knipperen, dient de machine onmiddellijk uitgeschakeld te worden. De oorzaak dient door een vakkundige voor hydraulica onderzocht en verholpen te worden.
Bediening Buiten bedrijf stellen 5.3.1 Machine parkeren (1) Machine op vaste ondergrond, als mogelijk niet aan een helling parkeren. (2) De shovel c.q. de aanbouwapparatuur op de grond neerlaten. (3) Rijschakelaar (4-10/3) in „0“-positie brengen. (4) Vastzetrem (4-10/8) trekken. VOORZICHTIG Als de machine aan een helling moet worden geparkeerd, dienen afgezien van de remming met de vastzetrem, voor de wielen van de vooras aan de kant van de daling keggen...
Bediening Bestuurderszit instellen 5.4.1 Isri-zit (1) Met de hendel (5-11/2) neiging van de rugleuning instellen resp. rugleuning omklappen. (2) Door hoogtrekken van de hendel (5-11/3) zithoogte en zitneiging achteren instellen. (3) Door hoogtrekken van de hendel (5-11/4) zithoogte en zitneiging voren instellen. (4) De zitvering laat zich met behulp van een handwiel (5-12/1) instellen op het gewicht van de bestuurder (40...
Pagina 53
Bediening (2) Hoogte-instelling: De hoogte-instelling kan in meerdere trappen aangepast worden. Bestuurdersstoel naar behoefte tot hoorbaar inklikken omhoogbrengen. Als de bestuurdersstoel over de laatste trap (aanslag) omhoog wordt gebracht, zakt de bestuur- dersstoel naar de laagste stand (5-14). afbeelding 5-14 (3) Helling armsteun: De helling in lengterichting van de armsteunen kan door draaien van het wieltje (5-15/pijl) gewijzigd worden.
Bediening (5) Instelling rugleuning: De verstelling van de rugleuning vindt plaats met de vergrendelingshendel (5-17/pijl). AANWIJZING De vergrendelingshendel moet in de gewenste positie inklikken. Na het vergrendelen mag de rugleuning zich niet meer in een andere positie laten verplaatsen. afbeelding 5-17 (6) Instelling in lengterichting: Door bediening van de vergrendelingshendel naar boven wordt de instelling in lengterichting vrijgegeven (5-18).
Aanbouwapparatuur Aanbouwapparatuur Aanbouwapparatuur zonder hydrau- lische aansluiting monteren en demonteren 6.1.1 Standaard shovel/ lichtgoedshovel Montage (1) Shovelarm helemaal neerlaten en snelwisselinstallatie neerkiepen. (2) Met machine dicht aan de shovel rijden (6-1). afbeelding 6-1 (3) Met de snelwisselinrichting shovel opnemen en door tegelijkertijd de snelwisselinrichting te kiepen shovel optillen tot snelwisselinrichting eraan zit (6-2).
Aanbouwapparatuur 6.1.2 Palletvork OPMERKING De montage en demontage worden doorgevoerd als bij de standaard shovel en de lichtgoedshovel (punt 6.1.1). VOORZICHTIG - De twee bouten van de snelwisselinrichting moeten zich op beide kanten in de opnameboring van de shovelophanging bevinden en zijdelings duidelijk te zien zijn (6-4/2).
Aanbouwapparatuur Aanbouwapparatuur met hydrau- lische aansluiting monteren en demonteren 6.2.1 Polyfunctionele shovel Montage (1) Shovelarm helemaal neerlaten en snelwisselinstallatie neerkiepen. (2) Met machine dicht aan de shovel rijden (6-6). afbeelding 6-6 (3) Met de snelwisselinrichting shovel opnemen en door tegelijkertijd de snelwisselinrichting te kiepen, shovel optillen tot snelwisselinrichting eraan zit (6-7).
Pagina 59
Aanbouwapparatuur (6) Motor afzetten. (7) Druk uit de hydraulische slangen verwijderen door de hendel van de extra hydraulica heen en weer te bewegen (4-9/5). (8) Beschermkappen van buisleidingen snelwissel- installatie (6-9/1) aftrekken. (9) Beschermkappen van snelkoppelingen multifunctionele shovel (6-9/2) omhoogklappen en door krachtig drukken met de buisleidingen van de snelwisselinstallatie verbinden (6-9).
Aanbouwapparatuur Toepassingsmogelijkheden voor polyfunctionele shovel De polyfunctionele shovel kan gebruikt worden om te: - schillen (6-10) afbeelding 6-10 - graven (6-11) afbeelding 6-11 - grijpen (6-12) - en om te shovelen. afbeelding 6-12 S05E/S06E...
Aanbouwapparatuur 6.2.2 Dieplepel Montage De dieplepel wordt als de polyfunctionele shovel (punt 6.2.1) (1)...(9)) gemonteerd, met als uitzondering dat alle vier hydraulica-buisleidingen van de dieplepel met de vier snelkoppelingen van de snelwisselinrichting moeten worden verbonden. VOORZICHTIG De twee bouten van de snelwisselinrichting moeten zich op beide kanten in de opnameboring van de dieplepelophan- ging bevinden en zijdelings duidelijk te zien zijn (6-13/pijl).
Aanbouwapparatuur 6.2.3 Grijpers OPMERKING - Afbeelding 6-16 toont de machine met grijpers in de het meest naar buiten gezwenkte positie bij het graven in de bodem. - De bewegingsmogelijkheden van de grijper kunnen op het symboolplaatje van de extra hydraulica-hendel (pagina 2-3) nagelezen worden.
Aanbouwapparatuur Demontage De grijper wordt als de polyfunctionele shovel (punt 6.2.1) gedemonteerd. OPGELET - De grijper dient op effen ondergrond met gesloten grijper- schalen te worden neergezet om beschadigingen van de buisleidingen c.q. de schroefkoppelingen te vermijden (6-19). - De hydraulische snelwisselinrichting mag alleen worden vergrendeld, waneer een aanbouwapparatuur ingehangd OPMERKING afbeelding 6-19...
Pagina 64
Aanbouwapparatuur Montage van de werkplatform (1) Sleutelschakelaar (6-20/pijl) insteken. OPMERKING De sleutelschakelaar mag slechts ingesteekt worden als het toestel stilstaat. (2) Shovelarm in benedenste positie brengen, bediening van de kipblokkeerinrichting aan de ventielgever voor extra hydraulica (4-9/5) gedrukt houden en snelwisselinstallatie met ventielgever voor werkhydraulica (4-10/2) kippen.
Aanbouwapparatuur VOORZICHTIG - Tijdens het werk moet de sleutelschakelaar (6-20/pijl) afgetrokken zijn. - De machinebestuurder mag personen de toegang naar de platform alleen dan toestaan als de werkstappen van punt (1) tot (11) volledig uitgevoerd werden. - De machinebestuurder mag geen transportritten met het draagtoestel uitvoeren zolang de platform bezet is.
Repareren, slepen, sjorren en takelen Bergen, wegslepen, sjorren, opladen via hijskraan Bergen, wegslepen, sjorren 7.1.1 Bergen/wegslepen van de zwenklader met defecte motor of defecte aandrijving OPGELET De zwenklader mag niet worden in gang getrokken. Het het in gang trekken leidt tot beschadigingen. VOORZICHTIG Plaats van berging op openbare weg beveiligen.
Pagina 69
Repareren, slepen, sjorren en takelen (8) Met behulp van geschikt hijsapparatuur, bijv. een tweede zwenklader met gemonteerde shovel, shovelarm van de zwenklader die weggesleept moet worden zo ver optillen, dat de zwenklader in de shovelarmsteunen gelegt kan worden (7-1). (9) Shovelarmsteunen monteren (1-1/pijl) en shovelarm tot op shovelarmsteun neerlaten.
Repareren, slepen, sjorren en takelen VOORZICHTIG - De stuurkrachten zijn bij niet werkende motor iets groter. - Machine in stapsnelheid (2 km/h) wegslepen. - De machine zou niet verder dan 1 km worden weggesleept. - Bij een grotere afstand dient de kapotte machine te worden verladen (bevestigingspunten vgl.
Pagina 71
Repareren, slepen, sjorren en takelen (8) Beide kogelblokkranen (1-2/pijlen) sluiten. (9) Het zwenksysteem door plaatsen van de blokkeerspie (1-3/pijl) in het blokkeersysteem blokkeren (1-4/pijl). (10) Trakstang aan de machine, welke weggesleept moet worden (7-2/1 - vooruit afslepen) c.q. (7-4/1-achteruit afslepen) en aan het wegslepende voertuig bevestigen. OPGELET Als de machine niet over een aanhangkoppeling beschikt, mag de machine alleen achteruit worden weggesleept.
Pagina 72
Repareren, slepen, sjorren en takelen (5) Shovelarm zo ver optillen tot de laagste punt van de shovelarm c.q. de shovel tenminste 30 cm boven de rijbaan staat (5-2). (6) Kogelblokkranen voor werken extra hydraulica sluiten (1-2/pijlen). (7) Het zwenksysteem door plaatsen van de blokkeerspie (1-3/pijl) in het blokkeersysteem blokkeren (1-4/pijl).
Pagina 74
Onderhoud Onderhoud Onderhoudsaanwijzingen VOORZICHTIG - De motor moet zich in de stilstand bevinden. - Tijdens werkzaamheden onder de shovelarm - moet de shovel geledigd resp. het aanbouw- toestel ontlast worden, - moet de shovelarmsteun (1-1/pijl) ingelegd worden, - moeten de kogelblokkranen voor arbeids- en extrahydraulica gesloten worden (1-2/pijlen), - moet het draaimechanisme geblokkeerd worden (1-4/pijl).
Onderhoud Onderhoudswerkzaamheden 8.2.1 Olieniveaucontrole motor Zie bedieningshandleiding motor. 8.2.2 Olieniveaucontrole assen 8.2.2.1 Achteras »Langzaam lopende motor 20 km/h« (1) Afsluitstoppen uit asbrug (8-1/pijl) en voorzetaandriving (8-2/pijl) schroeven. afbeelding 8-1 OPMERKING - Asbrug en voorzetaandrijving hebben geen gemeen- schappelijke oliehuishouding. - Olieniveau moet tot de gatten van de afsluitstoppen reiken.
Onderhoud OPMERKING - Asbrug en verdeleraandrijving hebben geen gemeen- schappelijke oliehuishouding. - Olieniveau moet tot de gatten van de afsluitstoppen reiken. - Evtl. ontsnappende olie opvangen. (2) Afsluitstoppen weer indraaien. afbeelding 8-4 8.2.2.3 Planeetdrijfwerk (1) Toestel zodanig bewegen dat de merklijn „OIL LEVEL“ loodrecht staat en de afsluitstop zich daarbij links boven deze merklijn bevindt (8-5/pijl).
Onderhoud 8.2.3 Olieniveaucontrole hydrauliekoliebak (1) Toestel in loodrechte positie stallen. (2) Shovelarm in onderste positie brengen. (3) Snelwisselinstallatie even kippen en met handhef- boom voor extra hydraulica (4-9/5) vergrendelingsbout uitschuiven. (4) Motorafdekkap openen. (5) Olieniveau in kijkglas controleren. OPMERKING Olieniveau moet in het bovenste kwart van het kijkglas afbeelding 8-7 (8-7/pijl) zichtbaar zijn.
Pagina 78
Onderhoud (3) Afsluitstoppen asbrug (8-9/1 en 8-9/2) en voorze- taandrijving (8-10/2) weer inschroeven. (4) Olie via gatten afsluitstop asbrug (8-9/3) en voorze- taandrijving (8-10/1) ingieten tot olie tot opening (8-9/4 resp. 8-10/1) reikt. OPMERKING - Asbrug en voorzetaandrijving hebben geen gemeen- schappelijke oliehuishouding.
Onderhoud 8.2.5.3 Planeetdrijfwerk (1) Toestel zodanig bewegen dat de afsluitstop (8-13/pijl) in positie 6 uur staat. (2) Olieopvangbak met afvoergoot eronder plaatsen. (3) Afsluitstop uitschroeven en olie uitlekken. OPGELET Opgevangen afvalolie milieuveilig verwijderen! (4) Toestel zodanig bewegen dat de merklijn „OIL LEVEL“ loodrecht staat en de afsluitstop zich daarbij links boven afbeelding 8-13 deze merklijn bevindt (8-14/pijl).
Onderhoud (3) Afsluitstoppen (8-15/1 en 8-16/1) weer inschroeven. (4) Olie via gat afsluitstop (8-15/3) ingieten tot olie tot opening (8-15/2 resp. 8-16/2) reikt. OPMERKING - Inlichtingen over de oliehoeveelheid kunt u uit de onderhoudsplan (hoofdstuk 8.4) opmaken. - Na enige minuten, als olieniveau gedaald is, olie bijvullen tot het voorgeschreven niveau bereikt is en constant blijft.
Onderhoud 8.2.7 Hydrauliekoliefilterelementen vervangen OPGELET Vervanging filterelementen volgens onderhoudsplan uitvoeren resp. als het controlelampje voor verstopping (4-11/23) oplicht. OPMERKING Na een koude start kan het controlelampje voor verstopping voortijdig oplichten. ‘t gaat echter tijdens het verwarmen van de hydrauliekolie uit. (1) Stoel in de voorste positie schuiven (5-12/2).
Onderhoud (3) Filterpatroon (8-22/pijl) met lichte draaibewegingen eruit trekken. (4) Filterpatroon reinigen. OPGELET - Ter reiniging zal een buis met een om ca. 90° gebogen einde op het luchtdrukpistool gezet worden. Het moet zo lang zijn dat het tot op de bodem van de patroon reikt.
Onderhoud 8.2.10 Brandstoffilter uitwisselen Zie bedieningshandleiding motor. 8.2.11 Startaccu uitwisselen OPMERKING De startaccu is onderhoudsvrij volgens DIN 72311 deel 7 en bevindt zich in de motorkamer op de rechte toestelkant. (1) Accuhoofdschakelaar (4-10/5) aftrekken. (2) Motorafdekkap openen. (3) Bevestigingsschroef (SW 17) (8-24/1) van het batterijrek afbeelding 8-24 lossen en verwijderen.
Onderhoud 8.2.13 Handrem (vrije slag) controleren/ bijstellen VOORZICHTIG - Werkzaamheden aan de reminstallatie mogen slechts door geautoriseerd personeel uitgevoerd worden. - Olieverlies in de reminstallatie moet onmiddelijk aan het geautoriseerde personeel gemeld worden (lekkage!). (1) Vloeistofniveau remhydrauliekolie controleren (4-10/4), evtl. remhydrauliekolie bijvullen. (2) Handremhefboom (8-27/pijl) aantrekken en weer lossen afbeelding 8-27 (onderste positie).
Vetsmeerplaatsen/ oliesmeerplaatsen - Pos. 8 van de onderhoudsplan. - Aan het toestel rood gemarkeerd. 8.3.1 Slingerbout achteras (8-30/pijlen) OPGELET - De slingerpen van de achteras moet om de 50 bedrijfsuren gesmeerd worden. afbeelding 8-30 - Voor het smeren van de achterasslingerpen moet de achteras worden ontlast.
Onderhoud 8.3.4 Shovelaggregaat (8-33 en 8-34) OPGELET De lagerbouten/smeerplaatsen van het shovelaggregaat moeten om de 10 bedrijfsuren gesmeerd worden. Pos. 1 + 2 draaimechanisme/shovelaggregaat Pos. 3 kiphefboom Pos. 4 + 5 shovelaggregaat/wisselinrichting Pos. 6 + 7 bout kipstang Pos. 8 kiphefboom Pos.
Pagina 87
Onderhoud 8.3.6 Cabinedeur (8-36/pijlen) OPGELET De scharnieren van de cabinedeuren moeten om de 50 bedrijfsuren gesmeerd worden. OPMERKING Deurscharnieren an beide cabinedeuren smeren. afbeelding 8-36 8.3.7 Multifunctionele shovel OPGELET De lagerbouten van de multifunctionele shovel moeten om de 10 bedrijfsuren gesmeerd worden. OPMERKING - De bout (8-37/pijl) moet aan beide kanten van de multifunctionele shovel gesmeerd worden.
Onderhoud 8.3.8 Frontbaggerwerktuig OPGELET De lagerbouten van het frontbaggerwerktuig moeten om de 10 bedrijfsuren gesmeerd worden. OPMERKING - De bouten (8-39/1, 8-39/2, 8-39/3, 8-39/5 en 8-39/7) moeten van beide kanten gesmeerd worden. - Pos. 8-39/4 toont de smeerplaats van de steel- cilinder.
Pagina 89
Onderhoud 8.3.9.2 Steunventielschakeling (8-42/pijl) OPGELET Het stangenstelsel van de steunventielschakeling moet om de 50 bedrijfsuren met motorolie gesmeerd worden. OPMERKING Slechts het zichtbare vlak van de zuigerstang van het veerhuis smeren. afbeelding 8-42 S05E/S06E 8-17...
Storing, oorzaak en oplossingen Storing, oorzaak en oplossing OPMERKING *) verhelpen van storingen alleen door bevoegd personeel laten doorvoeren Storing Mogelijke oorzaak Oplossing Motor zie gebruiksaanwijzing Motor start niet Rijschakelaar (4-10/3) niet in Rijschakelaar in neutrale positie neutrale positie brengen Shovelarm laat zich niet heffen Overdrukventiel in stuurventiel Overdrukventiel compleet uitbouwen,...
Pagina 95
Storing, oorzaak en oplossingen Storing Mogelijke oorzaak Oplossing Storing in de rij- en Filterverstopping Filterinzetstuk vervangen werkhydraulica Gebrek aan olie in Olie opvullen hydraulica-olietank Elektrische aansluitingen aan Aansluitingen volgens elektrisch axiale zuigerpomp zitten niet schakelschema aansluiten vast, zijn onderbroken of zijn of reinigen geoxydeerd Hogedrukventiel is vuil...
11 Technische gegevens (toestel) Technische gegevens 11.1 AS 70 OPMERKING De technische gegevens zijn van toepassing bij de banden 365/70 R18. 11.1.1 Machine - Hoogte 2720 mm - Breedte 1940 mm - Wielbasis 1900 mm - Spoor 1580 mm - Bedrijfsgewicht zonder aanbouwapparatuur 5430 kg - Bodemvrijheid - Differentieel...
Technische gegevens (toestel) 11 Uitvoering "35 km/h“ 1. versnelling -Rijtrap I 0 ..6 km/h -Rijtrap II 0 ..17 km/h 2. versnelling -RijtrapI 0 ...10,5 km/h -RijtrapII 0 ..35 km/h 11.1.6 Asbelastingen - toegelaten asbelasting volgens StVZO - voren 4500 kg - achteren 4500 kg - toegelaten totaal gewicht volgens StVZO...
Technische gegevens (toestel) 11 11.2 AS 90/AZ 85t OPMERKING De technische gegevens zijn van toepassing bij de banden 365/80 R 20. 11.2.1 Machine - Hoogte 2770 mm - Breedte 2030 mm - Wielbasis 1900 mm - Spoor 1680 mm - Bedrijfsgewicht zonder aanbouwapparatuur...
11 Technische gegevens (toestel) Uitvoering "40 km/h“ 1. versnelling - Rijtrap I 0..6 km/h - Rijtrap II 0..17 km/h 2. versnelling - RijtrapI 0...10,5 km/h - RijtrapII 0..40 km/h 11.2.6 Asbelastingen - toegelaten asbelasting volgens StVZO - voren 4500 kg - achteren 4500 kg - toegelaten totaal gewicht volgens StVZO...
Pagina 114
12 Technische gegevens (aanbouwtoestellen) 12.1 AS 70 OPMERKING - Alle technische gegevens hebben betrekking op bandenmaat 365/70 R 18. 12.1.1 Shovels - Afmetingen volgens ISO 7131/35 12-2 S05E/S06E...
Pagina 115
Technische gegevens (aanbouwtoestellen) 12 12.1.1 Shovels Shoveltype Standaard Shovel voor Polyfunctionel shovel minder gewicht shovel Shovelmaat volgens DIN/ISO 7546 m³ 0,70 0,60 Shovelbreedte 1950 2000 1950 Eigen gewicht Lasten volgens DIN 24094 Stortgoeddichtheid t/m³ 1,45 Kieplading - frontaal 3060 2900 2760 - gezwenkt 3040...
Pagina 116
12 Technische gegevens (aanbouwtoestellen) 12.1.2 Palettvork - Afmetingen volgens ISO 7131/35 12-4 S05E/S06E...
Pagina 117
Technische gegevens (aanbouwtoestellen) 12 12.1.2 Palletvork Tandlengte 1100 mm Tandhoogte 45 mm Afstand tanden (midden) - min. 216 mm - max. 1054 mm Eigen gewicht 210 kg toegelaten nominale lading N volgens DIN 24094 frontaal - effen terrein (factor standveiligheid 1,25) 2080 kg - oneffen terrein (factor standveiligheid 1,67) 1560 kg...
Pagina 118
12 Technische gegevens (aanbouwtoestellen) 12.1.3 Dieplepel - Afmetingen volgens ISO 7131/35 12-6 S05E/S06E...
Pagina 119
Technische gegevens (aanbouwtoestellen) 12 12.1.3 Dieplepel Losbreekkracht aan de lepelsnede max. 3200 daN Trekkracht met lepelsnede max. 2900 daN Lepelvolumen Lepelbreedte Eigengewicht volgens DIN ISO 7451 volgens DINISO 7451 0,16 m³ 600 mm 85 kg 0,21 m³ 800 mm 95 kg Eigen gewicht - Dieplepel zonder lepel 290 kg...
Pagina 120
12 Technische gegevens (aanbouwtoestellen) 12.1.4 Grijper - Afmetingen volgens ISO 7131/35 12-8 S05E/S06E...
Pagina 121
Technische gegevens (aanbouwtoestellen) 12 12.1.4 Grijper Grijpertype Grijpervolume Schaalbreedte Eigengewicht KM 626 0,05 m 250 mm 90 kg KM 626 0,07 m 350 mm 100 kg KM 626 0,09 m 250 mm 110 kg KM 626 0,10 m 450 mm 125 kg KM 626 0,125 m...
Pagina 122
12 Technische gegevens (aanbouwtoestellen) 12.1.5 Lasthaak - Afmetingen volgens ISO 7131/35 12-10 S05E/S06E...
Pagina 123
Technische gegevens (aanbouwtoestellen) 12 12.1.5 Lasthaak Toegel. nom. lading volgens DIN EN 474-3 (Meetmethode analoog ISO 8313) - grootste uitlading (factor standveiligheid 2) - frontaal 880 kg - gezwenkt 640 kg Eigen gewicht 162 kg Algehele lengte 5950 mm Uitlading min. 1940 mm Uitlading max.
Pagina 124
12 Technische gegevens (aanbouwtoestellen) 12.2 AZ 85t OPMERKING - Alle technische gegevens hebben betrekking op bandenmaat 365/80 R 20. 12.2.1 Shovels - Afmetingen volgens ISO 7131/35 12-12 S05E/S06E...
Pagina 125
Technische gegevens (aanbouwtoestellen) 12 12.2.1 Shovels Shoveltype Standaard Shovel voor Polyfunctionel shovel minder gewicht shovel Shovelmaat volgens DIN/ISO 7546 m³ Shovelbreedte 2100 2000 2100 Eigen gewicht Lasten volgens DIN 24094 Stortgoeddichtheid t/m³ Kieplading - frontaal 3240 3180 3140 - gezwenkt 3660 3460 3420...
Pagina 126
12 Technische gegevens (aanbouwtoestellen) 12.2.2 Palettvork - Afmetingen volgens ISO 7131/35 12-14 S05E/S06E...
Pagina 127
Technische gegevens (aanbouwtoestellen) 12 12.2.2 Palletvork Tandlengte 1100 mm Tandhoogte 45 mm Afstand tanden (midden) - min. 216 mm - max. 1054 mm Eigen gewicht 210 kg toegelaten nominale lading N volgens DIN 24094 frontaal - effen terrein (factor standveiligheid 1,25) 2300 kg - oneffen terrein (factor standveiligheid 1,67) 1725 kg...
Pagina 128
12 Technische gegevens (aanbouwtoestellen) 12.2.3 Dieplepel - Afmetingen volgens ISO 7131/35 12-16 S05E/S06E...
Pagina 129
Technische gegevens (aanbouwtoestellen) 12 12.2.3 Dieplepel Losbreekkracht aan de lepelsnede max. 3200 daN Trekkracht met lepelsnede max. 2900 daN Lepelvolumen Lepelbreedte Eigengewicht volgens DIN ISO 7451 volgens DIN ISO 7451 0,16 m³ 600 mm 85 kg 0,21 m³ 800 mm 95 kg Eigen gewicht - Dieplepel zonder lepel...
Pagina 130
12 Technische gegevens (aanbouwtoestellen) 12.2.4 Grijper - Afmetingen volgens ISO 7131/35 12-18 S05E/S06E...
Pagina 131
Technische gegevens (aanbouwtoestellen) 12 12.2.4 Grijper Grijpertype Grijpervolume Schaalbreedte Eigengewicht KM 626 0,05 m 250 mm 90 kg KM 626 0,07 m 350 mm 100 kg KM 626 0,09 m 250 mm 110 kg KM 626 0,10 m 450 mm 125 kg KM 626 0,125 m...
Pagina 132
12 Technische gegevens (aanbouwtoestellen) 12.2.5 Lasthaak - Afmetingen volgens ISO 7131/35 12-20 S05E/S06E...
Pagina 133
Technische gegevens (aanbouwtoestellen) 12 12.2.5 Lasthaak Toegel. nom. lading volgens DIN EN 474-3 (Meetmethode analoog ISO 8313) - grootste uitlading (factor standveiligheid 2) - frontaal 960 kg - gezwenkt 780 kg Eigen gewicht 162 kg A Algehele lengte 5950 mm CC Uitlading min.