5 Gebruik
Controleer vóór het starten
navolgende punten:
• Motoroliepeil.
• Koelvloeistofniveau.
• Buitenboordwaterkraan open.
• Hoofdschakelaar '
' .
aan
• Bedieningshendel in stand '
de
aLtijd
(Geen gas, keerkoppeling
' .
neutraaL
1 Bedieningshendel
Controleer alvorens de motor te starten altijd
of de bedieningshandel(s) in stand neutraal
staat(staan).
Neutraal
niet ingeschakeld)
2 Inschakelen
• Draai de startsleutel op het instrumenten-
paneel naar rechts; de controlelampjes
voor oliedruk en dynamo gaan nu branden
en de alarmzoemer treedt in werking.
Starten
25