Duw alleen op de basis van de slede om de unit te verplaatsen; duw nooit op de leiding of op andere
componenten. U kunt de unit gemakkelijker verplaatsen met een lange staaf. Laat de unit bij het neerzetten niet
vallen.
Maak geen draagbanden vast aan de leidingen of de apparatuur. Probeer de unit niet op te hijsen aan de
hijspunten op de compressoren. Deze hijspunten dienen alleen om de compressor op te hijsen wanneer u er één
van de unit moet verwijderen. Houd de unit altijd recht en waterpas wanneer u ze verplaatst. Laat de unit zachtjes
zakken uit een vrachtwagen of van een rolwagen.
Plaats
De vloer moet egaal en voldoende stevig zijn. Voorzie indien nodig bijkomende structuurelementen om het
gewicht van de unit over te dragen op de dichtstbijzijnde balken.
Rubberen dempers met axiale belasting kunnen worden voorzien en geïnstalleerd onder elke hoek van de
apparatuur. Gebruik een rubberen antischuif-pad onder de dempers als u geen vastzetbouten gebruikt.
Trillingsisolerende delen in alle op de koeler aangesloten waterleidingen zijn aanbevolen om de last op de
leidingen en het overdragen van trillingen en lawaai te voorkomen.
Condensatie op de compressor
Op het oppervlak van de compressor vormt zich condensatie wanneer de temperatuur van het oppervlak van de
compressor lager is dan het dauwpunt. Onder elke verdamper zjin lekbakken met afvoeraansluitingen voorzien om
condenswater op te vangen. De behuizing van de compressormotor loopt verder door dan de lekbakken. Installeer
een afvoer in de vloer dicht bij de unit om condenswater van de behuizing van de motor en de lekbakken te
verzamelen.
Waterbehandeling
Als de unit met een koeltoren werkt, moet u de koeltoren schoonmaken en doorspoelen. Controleer of het
afblazen of aftappen van de toren werkt. De omgevingslucht bevat veel verontreinigende stoffen, waardoor een
juiste waterbehandeling noodzakelijk is. Onbehandeld water kan corrosie, erosie, slijm, ketelsteen of algenvorming
veroorzaken. Wij raden aan het water te laten behandelen. Daikin is niet aansprakelijk voor schade of slechte
werking als gevolg van onbehandeld of verkeerd behandeld water.
Waterdrukregeling, systeem met koeltoren
De minimum watertemperatuur aan de condensorinlaat mag niet lager dan 15° C zijn bij volledige waterstroming in
de koeltoren. Bij een lagere watertemperatuur moet de stroming ook verhoudingsgewijs worden verminderd.
Gebruik een driewegs-omloopklep rond de koeltoren om de waterstroming in de condensor te regelen. Op
Afbeelding 1 ziet u een door druk geactiveerde driewegs regelklep die wordt gebruikt voor koeltoepassingen. Deze
regelklep zorgt voor een goede condensatiedruk als de watertemperatuur aan de condensorinlaat onder 15 ° C
daalt.
Condensatiedrukregeling, systeem met bronwater
Wanneer u stadswater of bronwater gebruikt om het koelmiddel te condenseren, moet u een normaal gesloten
rechtstreeks werkende waterregelklep op de uitlaatleiding van de condensor installeren. Deze regelklep zorgt voor
een goede condensatiedruk als de watertemperatuur aan de condensorinlaat onder 15 ° C daalt. Op de serviceklep
van de condensor zit een drukkraan voor de regelklep. De stand van de klep kan veranderen naar gelang de
heersende druk. Wanneer de unit wordt uitgeschakeld, sluit de klep zodat er geen water uit de condensor kan
lopen (sifoneffect). Anders kan de condensor droog komen te staan en wordt hij sneller vuil. Als u geen klep
gebruikt, ziet u op Afbeelding 2 hoe u aan de uitlaat best een lus maakt. De lus moet hoog genoeg zijn (H) om de
negatieve druk door het sifoneffect te compenseren. Een vacuümafsluiter kan nodig zijn.
D – 806 C – 07/02 F – NL pag. 5/28