Remeha
W21/28 ECO
8
INSTALLATIEVOORSCHRIFT VOOR DE GASTECHNISCHE INSTALLATEUR
8.1 Gasaansluiting
Het toestel moet op de gasleiding worden aangesloten overeenkomstig de in de NEN
3028 gestelde eisen. In de nabijheid van het toestel dient een gashoofdkraan te
worden opgenomen. De gasaansluiting bevindt zich aan de onderzijde van het toestel
(zie Afb 03 en Afb 04).
Geadviseerd wordt in de gastoevoerleiding een gasfilter op te nemen.
8.2 Gasdrukken
De verbruiksvoordruk dient bij aardgas volgens de keuringseisen 20 tot 30 mbar te
bedragen.
De maximale gasvoordruk mag 30 mbar bedragen. De branderdrukinstelling voor
aardgas L is op de fabriek uitgevoerd. Voor propaan is een ombouwset met ombouwin-
structie verkrijgbaar.
8.3 Gas-/luchtverhoudingsregeling
Het toestel is voorzien van een gas-/luchtverhoudingsregeling. Doel van de gas-
/luchtverhoudingsregeling is, dat bij een variërende belasting de verhouding tussen de
gas- en luchthoeveelheid in de brander altijd zo optimaal mogelijk gehouden wordt.
Hiermee wordt een schone en betrouwbare verbranding zekergesteld over het gehele
belastingsbereik. Tevens wordt hiermee een hoog deellastrendement zekergesteld.
50