6.4.3 Eisen
Horizontale gedeelten in de rookgasafvoer moeten op afschot liggen richting toestel.
Horizontale gedeelten in de luchttoevoer moeten op afschot liggen naar buiten. Hori-
zontale doorvoeren dienen te voldoen aan de eisen voor horizontale uitmondingscon-
structies voor gesloten toestellen. Deze zijn bij windaanval altijd trekkend, zodat de
rookgassen tijdens stilstand van het toestel niet terugstromen.
Voor verticale doorvoeren dienen goedgekeurde sets gebruikt te worden. Raadpleeg
voor de juiste uitmondingsplaats de NEN 2757.
Materiaal rookgasafvoer :
Enkelwandig, star: roestvaststaal of dikwandig aluminium
Flexibel: roestvaststaal of kunststof met Gaskeur.
Materiaal luchttoevoer:
Enkelwandig, star of flexibel, in aluminium, roestvaststaal of kunststof.
Constructie:
De toe te passen rookgasafvoerleiding dient qua constructie op naden en verbindingen
lucht- en waterdicht te worden uitgevoerd of naadloos. Als voeringkanalen worden
toegepast, dienen deze vervaardigd te worden uit een luchtdichte, dikwandige starre
aluminium of roestvaststalen constructie (ook buigbare kunststof en roestvaststalen
voeringpijpen zijn toegestaan). Aluminium is toegestaan, mits er geen contact is met
het bouwkundige gedeelte van het rookgasafvoerkanaal. Inspectie van het voeringska-
naal moet mogelijk zijn. Indien het toestel gesloten wordt toegepast, dient ook de
luchttoevoerleiding luchtdicht te worden uitgevoerd. Dit ter voorkoming van aanzuiging
van 'valse' lucht.
Voor verdere informatie: zie de NEN 2757.
6.4.4 Enkelvoudig open, type B23
Afb 13. Standaardsituaties 'open uitvoering'
00.W3H.79.00013
Uitvoering rookgasafvoerleiding
1 = Rookgasafvoerleiding zonder bochten
2 = Rookgasafvoerleiding met 2 bochten 45°
3 = Rookgasafvoerleiding met 2 bochten 90°
4 = Rookgasafvoerleiding met haakse instroming
en een bocht 90° of 2 bochten 45°
35