f: De scherptediepte wijzigen
Om een onscherpe achtergrond te verkrijgen of om onderwerpen
die dichtbij of ver weg zijn scherp te krijgen, stelt u het
programmakeuzewiel in op <f> (automatische belichting met
diafragmaprioriteit). Zo kunt u de scherptediepte (het bereik van
een acceptabele scherpstelling) aanpassen.
* <f> staat voor Aperture Value (diafragmawaarde). Dit is de grootte van de
diafragmaopening binnenin het objectief.
Scherpe voorgrond en achtergrond
(met een kleine diafragmaopening)
Weergegeven diafragmawaarde
Hoe groter het f/getal, hoe kleiner de diafragmaopening. De weergegeven
diafragma's kunnen variëren. Dit is afhankelijk van het objectief. Als er geen
objectief op de camera is bevestigd, wordt '00' weergegeven als diafragmawaarde.
78
(met een grote diafragmaopening)
Stel het programmakeuzewiel in
1
op <f>.
Stel het gewenste diafragma in.
2
Hoe hoger het diafragma, hoe scherper
de foto bij een bredere scherptediepte.
U stelt een hoger f-nummer in als
u het instelwiel <6> naar rechts
draait en een lager f-nummer in als
u het instelwiel naar links draait.
Maak de opname.
3
Stel scherp en druk de ontspanknop
helemaal in. De opname wordt gemaakt
met het geselecteerde diafragma.
Onscherpe achtergrond