10.8.4 Signaalrelais 1 en 2 (3.4 en 3.5)
De CUE heeft twee signaalrelais. Kies in het onderstaande dis-
play in welke bedrijfsituaties het signaalrelais dient te worden
geactiveerd.
Signaalrelais 1
•
Gereed
•
Alarm
•
Bedrijf
•
Pomp draait
•
Niet actief
•
Waarschuwing
•
Smeer opnieuw.
Zie paragraaf
10.6.3 Storingsmeldingen
N.B.
scheid tussen alarm en waarschuwing.
10.8.5 Toetsen op de CUE (3.6)
De bewerkingstoetsen (+, -, Aan/Uit, OK) op het bedieningspa-
neel kunnen op de volgende waarden worden ingesteld:
•
Actief
•
Niet actief.
Indien ingesteld op "Niet actief" (vergrendeld) werken de bewer-
kingstoetsen niet. Stel de toetsen in op "Niet actief" als de pomp
moet worden geregeld via een extern besturingsysteem.
Activeer de toetsen door de pijl-omhoog en pijl-omlaag toetsen
gelijktijdig gedurende 3 seconden in te drukken.
10.8.6 Protocol (3.7)
Dit display toont de protocolkeuze voor de RS-485 poort van de
CUE. Het protocol kan worden ingesteld op de volgende waar-
den:
•
GENIbus
•
FC
•
FC MC.
Als "GENIbus" wordt gekozen, dan wordt de communicatie inge-
steld overeenkomstig de Grundfos GENIbus standaard. FC en FC
MC is alleen voor servicedoeleinden.
Signaalrelais 2
•
Gereed
•
Alarm
•
Bedrijf
•
Pomp draait
•
Niet actief
•
Waarschuwing
•
Smeer opnieuw.
voor onder-
10.8.7 Pompnummer (3.8)
Dit display toont het GENIbus-nummer. Een nummer tussen 1 en
199 kan aan de pomp worden toegekend. Bij buscommunicatie
moet aan elke pomp een nummer worden toegekend.
De fabrieksinstelling is "-".
10.8.8 Digitale ingangen 2, 3 en 4 (3.9 t/m 3.11)
De digitale ingangen van de CUE (klem 19, 32 en 33) kunnen
afzonderlijk op verschillende functies worden ingesteld.
Kies één van de volgende functies:
•
Min. (min. curve)
•
Max. (max. curve)
•
Ext. storing (externe storing)
•
Debietschakelaar
•
Alarm resetten
•
Drooglopen (vanuit externe sensor)
•
Geaccumuleerd debiet (pulsstroom, alleen klem 33)
•
Niet actief.
De gekozen functie is actief wanneer de digitale ingang geacti-
veerd is (gesloten contact). Zie ook paragraaf
gen.
Min.
Wanneer de ingang is geactiveerd zal de pomp werken volgens
de min. curve.
Max.
Wanneer de ingang is geactiveerd zal de pomp werken volgens
de max. curve.
Ext. storing
Wanneer de ingang is geactiveerd wordt een timer gestart. Als de
ingang meer dan 5 seconden wordt geactiveerd, zal een externe
storingsmelding worden gegeven. Als de ingang wordt gedeacti-
veerd zal de storingsvoorwaarde stoppen, en kan de pomp kan
alleen handmatig opnieuw worden ingeschakeld door de storings-
melding te resetten.
13.1 Digitale ingan-
29