10.4.10 Regelmodus (8/16)
Kies de gewenste regelmodus. Zie paragraaf
(3.1).
•
Open regelkring
•
Constante druk
•
Constant drukverschil
•
Proportioneel drukverschil
•
Constant debiet
•
Constante temperatuur
•
Constant niveau
•
Constante andere waarde.
De mogelijke instellingen en de fabrieksinstelling hangen af van
de pompfamilie.
De CUE geeft een alarm als voor de gekozen regelmodus een
sensor nodig is terwijl geen sensor is geïnstalleerd. Om door te
gaan met de instelling zonder sensor, kies "Open regelkring" en
ga verder. Als er een sensor aangesloten is, stel de sensor en de
regelmodus dan in het menu "INSTALLATIE" in.
10.4.11 Nominaal debiet (8A/16)
Dit display verschijnt alleen als de gekozen regelmodus proporti-
oneel drukverschil is.
Stel het nominale debiet in overeenkomstig het typeplaatje van
de pomp:
3
•
1-6550 m
/uur.
10.4.12 Nominale opvoerhoogte (8B/16)
Dit display verschijnt alleen als de gekozen regelmodus proporti-
oneel drukverschil is.
Stel de nominale opvoerhoogte in overeenkomstig het typeplaatje
van de pomp:
•
1-999 m.
20
10.4.13 Sensor aangesloten op klem 54 (9/16)
Stel het meetbereik in van de aangesloten sensor met een sig-
10.8.1 Regelmodus
naalbereik van 4-20 mA. Het meetbereik hangt af van de gekozen
regelmodus:
Proportioneel drukverschil:
• 0-0,6 bar
• 0-1 bar
• 0-1,6 bar
• 0-2,5 bar
• 0-4 bar
• 0-6 bar
• 0-10 bar
• Anders.
Constante druk:
• 0-2,5 bar
• 0-4 bar
• 0-6 bar
• 0-10 bar
• 0-16 bar
• 0-25 bar
• Anders.
Constante temperatuur:
• -25 t/m 25 °C
• 0 t/m 25 °C
• 50 t/m 100 °C
• 0 t/m 150 °C
• Anders.
Als de gekozen regelmodus "Constante andere waarde" is, of als
het gekozen meetbereik "Anders" is, dan dient de sensor te wor-
den ingesteld overeenkomstig de volgende paragraaf,
display 9A/16.
Constant drukverschil:
• 0-0,6 bar
• 0-1,6 bar
• 0-2,5 bar
• 0-4 bar
• 0-6 bar
• 0-10 bar
• Anders.
Constant debiet:
3
• 1-5 m
/uur
3
• 2-10 m
/uur
3
• 6-30 m
/uur
3
• 15-75 m
/uur
• Anders.
Constant niveau:
• 0-0,1 bar
• 0-1 bar
• 0-2,5 bar
• 0-6 bar
• 0-10 bar
• Anders.