5.4.5
Montage van de stoom- en condensaatleidingen
Installatie-instructies
–
Gebruik voor de stoomleiding uitsluitend de originele stoom- en condensaatslangen van uw
Nordmann-partner of vaste leidingen van koper of roestvrij staal (min. DIN 1.4301). Stoom- en
condensaatleidingen die bestaan uit andere materialen kunnen onder bepaalde omstandigheden
tot bedrijfsstoringen leiden.
–
Voer de stoomleiding eerst ten minste 300 mm loodrecht boven de bovenkant van de stoomlucht-
bevochtiger en vervolgens met een helling of verval van ten minste 15%/8,5° naar de stoomverdeler
toe.
–
De condensaatslang van de stoomverdeler moet met een verval van ten minste 15%/8,5° via een
sifon (slangbocht min. Ø 200 mm) naar onderen naar het apparaat worden gevoerd en daar tot
aan de aanslag op de daarvoor bedoelde aansluitnippel (linker aansluitnippel = condensaat gaat in
de afvoer, rechter aansluitnippel = condensaat gaat terug in de stoomcilinder) worden geplaatst. In
plaats daarvan kan de condensaatslang ook direct naar een open afvoertrechter worden geleid.
Belangrijk! Voor de inbedrijfstelling moet de sifon van de condensaatslang met water worden
gevuld.
–
Plaats de stoomleiding zodanig dat de leiding zo kort mogelijk is (max. 4 m) en de minimale buigs-
traal van 300 mm (bij stoomslangen) of 5x de binnendiameter van de stoomleiding (bij vaste
leidingen) in acht wordt genomen.
Belangrijk! Per meter stoomleiding en per bocht van 90° moet rekening worden gehouden
met een drukverlies van ca. 100 Pa.
–
Belangrijk! Houd er bij de bepaling van de lengte en het traject van stoomslangen rekening mee
dat de stoomslangen afhankelijk van de temperatuur en hun leeftijd korter of langer kunnen worden.
–
Stoomslangen moeten met slangklemmen worden bevestigd aan de stoomverdeler en en aan de
stoomaansluiting van de stoomluchtbevochtiger. Vaste stoomleidingen worden met korte slangstuk-
ken met slangklemmen op de aansluitingen aangesloten.
Let op! Draai de slangklem op de stoomaansluiting van de stoomluchtbevochtiger alleen
lichtjes vast.
–
Stoomleidingen van metaal (koperen of roestvrijstalen leidingen) moeten over de gehele lengte
worden geïsoleerd om condensaatvorming (= verlies) te beperken.
GEVAAR!
De verkleining van de diameter of de volledige verstopping van de stoomleiding kan er bij een
in bedrijf zijnde bevochtiger toe leiden dat de druk in de stoomcilinder te hoog wordt en houdt
gevaar van ongevallen met broeigevaar in! Neem daarom altijd de volgende instructies in acht.
–
Let er bij de montage op dat de stoomleiding over de gehele lengte en gehele diameter open is.
Verwijder eventuele pluggen, tape, enz., voordat u de stoomleiding aansluit. Vermijd verkleining van
de diameter, bijv. als gevolg van knikken en kneuzingen.
–
De stoomleiding mag niet doorhangen (opeenhoping van condensaat). Monteer de stoomleiding
zo nodig op leidingsteunen, een rail of in een kabelgoot en monteer op de diepste punten een con-
densaatafvoer (zonder diameterverkleining) in de stoomleiding.
–
De montage van een afsluitklep (bijv. een handbediende afsluitklep, magneetklep, enz.) in de
stoomleiding is niet toegestaan, aangezien tijdens het bedrijf bij gesloten afsluitklep de druk in de
stoomcilinder te hoog wordt.
Opmerking: Als om installatietechnische redenen toch een afsluitklep moet worden geplaatst, moet
omwille van de veiligheid tussen de stoomcilinder en de afsluitklep de als accessoire verkrijgbare
overdrukklep worden gemonteerd. Neem in dat geval contact op met uw Nordmann-vertegenwoordiger.
35