A750-01-886 Issue B
8. Open langzaam de debietregelklep (11) totdat u het gewenste afdichtvloeistofdebiet bij de aanzuigzijde (inlaat)
van de pomp bekomt (zoals getoond op de debietmeter, 9, indien gemonteerd). Gewoonlijk stijgt de
temperatuur van de afdichtvloeistof in de pomp met 5 °C wanneer het correcte afdichtvloeistofdebiet
wordt gerealiseerd.
4.3
Cavitatie en geklop
Leg de pomp onmiddellijk stil bij cavitatie. Als u dat niet doet, kan de pomp ernstig worden
beschadigd en ontstaat er mogelijk een brand- of explosiegevaar.
Bij cavitatie zal de pomp ongewoon luidruchtig draaien. Cavitatie treedt op wanneer de vacuümdrukwaarde heel
dicht bij de dampdrukwaarde van de afdichtvloeistof ligt (zie
Werking van de pomp met onvoldoende niet-condenseerbare gasvulling. (Voorbeeld: werking van een pomp
die te groot is voor de toepassing, of werking van de pomp terwijl een isolatieklep in de aanvoerleiding
(aanzuigzijde, inlaat) gesloten is)
Werking van de pomp als er onvoldoende afdichtvloeistof in de pomp aanwezig is.
Werking van de pomp als de temperatuur van de aangevoerde afdichtvloeistof te hoog is.
De pomp kan echter ook ongewoon luidruchtig werken vanwege 'geklop'. Geklop komt voor wanneer het debiet van
de afdichtvloeistof naar de pomp te hoog is.
Raadpleeg
Figuur
1. Als de in werking zijnde pomp ongewoon veel lawaai maakt, moet u de debietregelklep in de
aanvoerleiding van afdichtvloeistof langzaam dichtdraaien.
Als het lawaai van de pomp afneemt, was 'geklop' de oorzaak. In dat geval mag u de pomp weer
gewoon starten.
Als de pomp luidruchtig blijft of als het lawaai nog toeneemt, is 'cavitatie' het probleem:
Onmiddellijk de pomp stilleggen (raadpleeg
ernstig beschadigd raken.
4.4
Uitschakelen
Ga na of het veilig is de pomp stil te leggen voordat u onderstaande werkwijze volgt.
1. Raadpleeg
Figuur
1. Sluit volledig de vloeistofring-debietregelklep (11).
2. Sluit alle isolatiekleppen in de aanvoerleidingen (inlaat) en afvoerleidingen (uitlaat).
3. Onmiddellijk de pomp stilleggen. U gaat als volgt te werk:
Schakel de elektrische stroomvoeding naar de motor uit, of:
Maak het aandrijf- en transmissiesysteem vrij.
4. Sluit de koelvloeistof-voedingsklep (3), indien gemonteerd.
5. Sluit de vloeistofring-voedingsklep (14).
Pagina 28
WAARSCHUWING
Hoofdstuk
Hoofdstuk
4.4). Leg de pomp onmiddellijk stil, zoniet kan ze
WAARSCHUWING
© Edwards Limited 2008. Alle rechten voorbehouden.
Edwards en het Edwards logo zijn handelsmerken van Edwards Limited.
2.5). Mogelijke oorzaken van cavitatie zijn: