De tractie–eenheid slepen
Als u de machine moet slepen, sleep hem dan uitsluitend
vooruit, over kleine afstanden en met een snelheid van
maximaal 5 km per uur.
Opmerking: Als deze richtlijnen worden overschreden, zal er
ernstige schade ontstaan aan de hydrostatische transmissie.
1. Draai de tapbouten waarmee de aandrijfas is bevestigd
aan de koppeling van de motoraandrijving los en
verwijder deze. Draai de tapbouten los waarmee de
aandrijfas aan de transmissie geklemd wordt (Fig. 30).
Verwijder de aandrijfas.
1
Figuur 30
1. Aandrijfas
Belangrijk
Als de aandrijfas niet vóór het slepen wordt
verwijderd, kan de aandrijfas van de transmissie niet
draaien, waardoor er geen interne smering van de
transmissie plaatsvindt. Hierdoor zal ernstige schade
ontstaan aan de hydrostatische transmissie.
2. Bevestig een geschikte ketting, band of kabel aan het
midden van het voorste gedeelte van het frame (Fig. 31).
Figuur 31
1. Het midden van het voorste gedeelte van het frame
Opmerking: Zet de rempedalen aan elkaar vast en
vergrendel ze voordat u gaat slepen.
3. Bevestig het andere eind van de ketting of kabel aan een
voertuig dat in staat is de machine veilig te verslepen bij
een snelheid van maximaal 5 km per uur.
4. De machine moet tijdens het slepen worden bestuurd
door een bestuurder, waarbij het tractiepedaal volledig
moet zijn ingedrukt in de vooruitstand.
5. Nadat de machine versleept is, dient de aandrijfas weer
Diagnoselampje
De RM 5500–D is uitgerust met een diagnoselampje dat
aangeeft of het elektronische besturingssysteem correct
functioneert. Het groene diagnoselampje bevindt zich onder
het bedieningspaneel naast de zekeringhouder. Als het
elektronische besturingssysteem correct functioneert en het
contactsleuteltje op aan staat, zal het diagnoselampje van
het besturingssysteem branden. Het lampje gaat knipperen
als het besturingssysteem een elektrische storing ontdekt.
Het lampje houdt op met knipperen en wordt automatisch
opnieuw ingesteld als het sleuteltje op uit wordt gedraaid.
1. Diagnoselampje van het besturingssysteem
Als het diagnoselampje van het besturingssysteem knippert,
heeft het besturingssysteem een van de volgende problemen
ontdekt:
Met behulp van het diagnostische display kunt u vaststellen
welke output slecht functioneert, zie De interlock-
schakelaars controleren, blz. 30.
1
Als het diagnoselampje niet brandt wanneer het
contactsleuteltje op aan staat, betekent dit dat het
elektronische besturingssysteem niet werkt. Mogelijke
oorzaken zijn:
Controleer de elektrische aansluitingen, ingangszekeringen
en het peertje van het diagnoselampje om het defect vast te
stellen. Zorg ervoor dat de kringloopstekker is bevestigd
aan de connector van de kabelboom.
29
te worden gemonteerd zoals wordt getoond in Figuur
30. De gleuven zijn zo ontworpen dat u de aandrijfas
uitsluitend kunt monteren als de twee helften van de as
in de juiste richting worden geplaatst.
1
Figuur 32
A. Kortsluiting in een van de outputs.
B. Een open kring.
• Kringloop is niet aangesloten.
• Het lampje is doorgebrand.
• Zekeringen zijn doorgebrand.
• Geen accuspanning.