13. Bevestig de rechter stabilisatieketting aan de lippen van
de stabilisator van het rechter maaidek met een tapbout
(3/8 x 1 inch) en een flensmoer die zijn geleverd bij de
losse onderdelen (Fig. 9).
Figuur 9
1. Hefkettingen
2. Bevestigingsbeugel van
gazoncompensatieveer
14. Monteer de motor op het uiteinde van de aandrijving
van het maaidek en zet deze vast met de twee
bijgeleverde tapbouten (Fig. 10).
1
Figuur 10
1. Motor
Opmerking: Indien het maaidek moet worden vastgezet,
steekt u de stuurpen in het montagegat van het
scharnierpunt (Fig. 8). Bevestig de veerdraad rond de
onderkant van de stuurpen.
Afstellingen wijzigen
De tractie–eenheden zijn in de fabriek afgesteld voor de
meeste maaiwerkzaamheden die moeten worden verricht op
een fairway.
Met de volgende opties kunt u de machine afstellen voor
specifieke werkzaamheden:
1
3
2
3. Lip van stabilisator van
maaidek
2
2. O–ring
Afstelling van de gazoncompensatieveer
De gazoncompensatieveer (Fig. 11), die het draagframe
verbindt met het maaidek, regelt de mate waarin de
machine in de lengterichting kan worden gedraaid, alsmede
de afstand tot de grond bij transport en bij het keren.
Bovendien zorgt de compensatieveer ervoor dat het gewicht
van de voorrol naar de achterrol wordt verplaatst. (Dit
voorkomt de kans dat er een golfpatroon in de grasmat
ontstaat, ook wel bekend als "bobbing"; op–en–neer bewegen.)
Belangrijk
Stel de veer af als het maaidek is
gemonteerd aan de tractie–eenheid en is neergelaten op de
vloer van de werkplaats. Raadpleeg de Gebruikers-
handleiding van de tractie-eenheid voor de montage–
instructies.
1. Draai de borgmoer op de achterkant van de veerstang
vast totdat de afstand C tussen de achterkant van de
veerbeugel en de voorkant van de ring 26 mm is
(Fig. 11).
2. Draai de zeskantige moeren op het voorste uiteinde van
de veerstang vast totdat de lengte A van de
samengedrukte veer 203 mm bedraagt (Fig. 11).
Opmerking: Als u een onregelmatig of golvend terrein
maait, moet de lengte A van de samengedrukte veer
216 mm bedragen en de afstand C tussen de achterkant van
de veerbeugel en de voorkant van de ring 39 mm zijn
(Fig. 11).
Opmerking: Naarmate de lengte A van de samengedrukte
veer vermindert, wordt de verplaatsing van het gewicht
van de voorrol naar de achterrol vergroot en wordt de
draaihoek B tussen het draagframe en het maaidek kleiner.
Opmerking: Naarmate de afstand C tussen de veerbeugel
en de ring groter wordt, vermindert de afstand tussen het
maaidek en de grond en wordt de draaihoek (B) tussen het
draagframe en het maaidek groter.
C
19
A
Figuur 11
B