Controlelamp Elektronisch
Stabiliteits Programma (ESP)
Wanneer het systeem tijdens het
rijden wordt geactiveerd,
knippert de lamp. Als na het
inschakelen van het contact deze lamp
niet brandt of indien deze tijdens het rijden
continu brandt, dan wijst dit op een storing.
Bij storingen wordt het systeem
uitgeschakeld. Laat het systeem zo snel
mogelijk door een goed opgeleide en
vakkundige monteur controleren.
Wanneer u het ESP uitschakelt,
knippert de waarschuwingslamp
tweemaal en blijft branden. De
lamp gaat uit wanneer u het systeem weer
inschakelt of wanneer u het contact
uitschakelt.
Controlelamp oliedruk
LET OP
Hervat uw reis niet wanneer het
waarschuwingslampje oliedruk gaat
branden terwijl het oliepeil correct is.
Laat deze storing onmiddellijk controleren.
Wanneer dit lampje tijdens het
rijden gaat branden, duidt dit op
een storing. Stop en zet de motor
af. Controleer het oliepeil. Zie Motorolie
controleren (bladzijde 167).
Controlelamp olie verversen
(alleen dieselmotor)
De controlelamp olie verversen
informeert dat de motorolie
moet worden ververst vanwege
de overmatige opeenhoping van roet in de
motorolie.
Ranger (TKE) Vehicles Built From: 27-01-2014, Vehicles Built Up To: 31-12-2014, CG3575nlNLD nlNLD, Edition date: 12/2013, None
Instrumentenpaneel
Controlelampen motor
Controlelamp motorstoring
Controlelamp aandrijflijn
Alle auto's
Als een van deze lampen gaat branden bij
een draaiende motor, dan duidt dit op een
storing. De motor blijft draaien maar levert
wellicht minder vermogen. Wanneer deze
tijdens het rijden knippert, minder dan
onmiddellijk snelheid. Blijft de lamp
knipperen, vermijd dan snel accelereren en
krachtig afremmen. Laat het systeem
onmiddellijk door een goed opgeleide
monteur controleren.
Als beide lampen samen gaan branden,
breng de auto dan zo snel mogelijk tot
stilstand wanneer dit veilig kan. Doet u dit
niet, dan kan dit leiden tot verminderd
vermogen en afslaan van de motor. Zet de
auto van het contact en probeer de motor
te starten. Laat het systeem onmiddellijk
door een goed opgeleide monteur
controleren als de motor kan worden
gestart. Als de motor niet start, moet de
auto worden gecontroleerd alvorens de rit
kan worden voortgezet.
60
WAARSCHUWING
Laat deze storing onmiddellijk
controleren.