3
Toestelopbouw en toestelfuncties
3.3.2 Regeling gewenste aanvoertemperatuur
De regeling van de gewenste aanvoertemperatuur geldt
alleen voor CV-installaties met warmwaterbuffervat.
Net als bij andere weersafhankelijke CV-thermostaten
bepaalt de thermostaat via de registratie van de buitentem-
peratuur m.b.v. een stooklijn een gewenste aanvoertempe-
ratuur. Afhankelijk van deze gewenste aanvoertemperatuur
wordt het warmwaterbuffervat geregeld.
De warmtepomp verwarmt als de temperatuur van de kop-
temperatuurvoeler VF1 van het buffervat kleiner is dan de
gewenste aanvoertemperatuur. Het systeem verwarmt tot
de bodemtemperatuurvoeler RF1 van het buffervat de
gewenste aanvoertemperatuur plus 2 K bereikt heeft.
Een temperatuurverschil van bijv. 2 K (Kelvin = tempera-
tuureenheid) komt overeen met een temperatuurverschil
van 2 °C.
In aansluiting op een boileropwarming wordt het buffervat
eveneens opgewarmd als de temperatuur van de koptempe-
ratuurvoeler VF1 minder dan 2 K hoger is dan de ge wenste
aanvoertemperatuur (vroegtijdige bijlading).
Bij CV-installaties van dit type zorgt eerst het warmwater-
buffervat voor de compensatie van een warmtetekort.
Ondergeschikt compenseert de warmtepomp het warmtete-
kort van het verwarmingswater in het buffervat. Daardoor
wordt een frequent aanlopen van de compressor vermeden
waarin de hoogste belastingen optreden (¬ hfdst. 3.3.1). De
compensatie gebeurt onmiddellijk na het optreden, onaf-
hankelijk van het groeien van het warmtetekort gedurende
een bepaald tijdsinterval.
3.3.3 Regeling met vaste waarde
De thermostaat maakt het instellen van een vaste gewenste
aanvoertemperatuur mogelijk. Deze regeling wordt slechts
tijdelijk ingesteld en bijv. voor de handmatig instelbare
functie "Afwerklaagdroging" gebruikt.
De thermostaat regelt de gewenste aanvoertemperatuur
van het CV-bedrijf onafhankelijk van de buitentemperatuur
op de ingestelde waarde. Deze regeling heeft een frequent
aanlopen van de compressor tot gevolg en is energie-inten-
sief. De instelling gebeurt door de installateur.
3.4
Modi van het CV-bedrijf en van het
warmwaterbedrijf
Met de modi bepaalt u hoe uw CV-installatie en uw warm-
waterbereiding geregeld worden.
Af fabriek zijn de modi voor CV- en warmwaterbedrijf op
"Auto" ingesteld (¬ hfdst. 3.4.1 en 3.4.2).
U kunt de automatische regeling voor elke bedrijfsfunctie
door wijziging van de modus permanente of door handma-
tig instelbare functies tijdelijk buiten werking stellen.
10
De installateur heeft bij de ingebruikneming de warmte-
pomp aan uw omstandigheden aangepast. Hiervoor heeft
hij alle bedrijfsparameters op bepaalde waarden gezet,
zodat de warmtepomp optimaal kan werken. Met de hierna
beschreven instelmogelijkheden kunt u het CV- en het
warmwaterbedrijf van uw installatie aan uw wensen volgens
achteraf individueel instellen en aanpassen.
3.4.1
CV-functie
De thermostaat stelt voor het CV-bedrijf voor elk CV-circuit
de volgende modi ter beschikking (¬ hfdst. 4.9.1, menu
Auto
De werking van het CV-circuit wisselt na een instelbaar tijds-
programma tussen de modi "Verwarmen" en "Verlagen".
Eco
Het bedrijf van het CV-circuit wisselt na een instelbaar tijds-
programma tussen de modi "Verwarmen" en "Uit". Hierbij
wordt het CV-circuit in de afkoelperiode uitgeschakeld, mits
de vorstbeveiligingsfunctie (afhankelijk van de buitentempe-
ratuur) niet wordt geactiveerd.
Verwarmen
Het CV-circuit werkt onafhankelijk van een instelbaar tijd-
programma met de gewenste kamertemperatuur.
Verlagen
het CV-circuit werkt onafhankelijk van een instelbaar tijd-
programma met de verlagingstemperatuur.
Uit
Het CV-circuit is uit, wanneer de vorstbeveiligingsfunctie
(afhankelijk van de buitentemperatuur) niet is geactiveerd.
Instelling af fabriek: Auto
3.4.2 Warmwaterfunctie
De thermostaat stelt voor het warmwaterbedrijf van aange-
sloten boilers en van het optionele circulatiecircuit de vol-
gende modi ter beschikking (¬ hfdst. 4.10.1, menu
Auto
Warmwaterbereiding en circulatiepomp zijn volgens afzon-
derlijk instelbare tijdsprogramma's actief.
Aan
Permanente warmwaternaverwarming. De circulatiepomp
loopt permanent.
Uit
Geen warmwaterbereiding. De vorstbeveiligingsfunctie is
actief.
Instelling af fabriek: Auto
Gebruiksaanwijzing geoTHERM 0020132509_00
2).
4).