Gebruiksaanwijzing
Veiligheid staat voorop
Lees aandachtig alle veiligheidsinstructies op blz. 3 tot
en met 8. Met behulp van deze informatie kunt u letsel
van uw gezinsleden, omstanders, huisdieren en uzelf
voorkomen.
Bedieningsorganen
Zorg dat u vertrouwd bent met alle bedieningsorganen
(Fig. 11) voordat u de motor start en de machine gebruikt.
5
15
2
1
3
4
Figuur 11
1. Gashendel
2. Choke
3. Aftakasschakelaar
4. Instelhendel
bestuurdersstoel
5. Watertemperatuurmeter
van motor
6. Werktuighefhendel
7. Controlelampjes
8. Brandstofmeter
7
8
6
11
9
16
10
12
13
14
m–3597
9. Urenteller
10. Contactschakelaar
11. Rempedaal
12. Parkeerremhendel
13. Hendel Hoog-Laag
14. Cruise control-schakelaar
15. Hendel om het stuurwiel te
kantelen
16. Tractiepedaal
14
Parkeerrem gebruiken
Stel altijd de parkeerrem in werking wanneer u de
machine stopt of onbeheerd achterlaat.
Parkeerrem in werking stellen
1. Trap het rempedaal in (Fig. 11) en houdt dit ingetrapt.
2. Beweeg de parkeerremhendel (Fig. 11) omhoog en
neem uw voet langzaam van het rempedaal. Het
rempedaal moet in de ingetrapte stand blijven.
Parkeerrem vrijzetten
1. Trap het rempedaal in (Fig. 11)
De parkeerremhendel moet nu vrijkomen.
2. Laat het rempedaal opkomen.
Starten en stoppen van
de motor
Starten
1. Neem plaats op de bestuurdersstoel.
2. Trap het rempedaal in.
Opmerking: De motor start alleen wanneer u het
rempedaal helemaal intrapt.
3. Zet de aftakasschakelaar op uit (Fig. 12).
2
1
3
Figuur 12
1. Gashendel
2. Choke
4. Zet de chokehendel op aan (als de motor koud is)
(Fig. 12).
5. Zet de gashendel halverwege op snel (Fig. 12).
m–3257
3. Aftakasschakelaar