Probleem
De motor loopt, maar klopt of hapert.
Motor loopt niet stationair.
De motor raakt oververhit.
Mogelijke oorzaak
6. Het scherm van de vonkenvanger is
verstopt.
7. De brandstofpomp is beschadigd.
1. Vuil, water, oude of verkeerde brandstof
in het brandstofsysteem.
2. De motor raakt oververhit.
3. Er zit lucht in de brandstof.
4. De injectiespuitmonden zijn
beschadigd.
5. Lage compressie
6. De timing van de injectiepomp is niet
correct.
7. Overmatige afzetting van koolstof.
8. Interne slijtage of schade.
1. De ontluchting van de brandstoftank
wordt belemmerd.
2. Vuil, water, oude of verkeerde brandstof
in het brandstofsysteem.
3. De luchtfilters zijn vuil.
4. Het brandstoffilter is verstopt.
5. Er zit lucht in de brandstof.
6. De brandstofpomp is beschadigd.
7. Lage compressie
1. Meer koelvloeistof nodig.
2. Luchtstroom naar de radiateur is
belemmerd.
3. Verkeerd oliepeil in het carter.
4. Machine is te zwaar belast.
5. Verkeerde brandstof in het
brandstofsysteem.
6. De thermostaat is beschadigd.
7. De riem van de ventilator is los of stuk.
8. De injectietiming is onjuist.
9. De koelvloeistofpomp is beschadigd.
50
Remedie
6. Scherm van de vonkenvanger reinigen
of vervangen.
7. Neem contact op met een erkende
servicedealer.
1. Brandstof aftappen uit de brandstoftank
en deze schoonspoelen. Tank vullen
met verse brandstof.
2. Raadpleeg Motor raakt oververhit.
3. Ontlucht de spuitmonden en controleer
op luchtlekkage bij de aansluitingen van
de brandstofslang en de aansluitingen
tussen de brandstoftank en de motor.
4. Neem contact op met een erkende
servicedealer.
5. Neem contact op met een erkende
servicedealer.
6. Neem contact op met een erkende
servicedealer.
7. Neem contact op met een erkende
servicedealer.
8. Neem contact op met een erkende
servicedealer.
1. Draai de dop los. Als de motor wel
loopt met de dop los, moet u de dop
vervangen.
2. Brandstof aftappen uit de brandstoftank
en deze schoonspoelen. Tank vullen
met verse brandstof.
3. Geef de luchtfilters een
onderhoudsbeurt.
4. Brandstoffilter vervangen.
5. Ontlucht de spuitmonden en controleer
op luchtlekkage bij de aansluitingen van
de brandstofslang en de aansluitingen
tussen de brandstoftank en de motor.
6. Neem contact op met een erkende
servicedealer.
7. Neem contact op met een erkende
servicedealer.
1. Koelvloeistof controleren en bijvullen.
2. Bij elk gebruik radiateurscherm
controleren en reinigen.
3. Vullen of aftappen totdat het oliepeil de
Vol-markering bereikt.
4. De lading verminderen; met een lagere
snelheid rijden.
5. Brandstof aftappen uit de brandstoftank
en deze schoonspoelen. Tank vullen
met verse brandstof.
6. Neem contact op met een erkende
servicedealer.
7. Neem contact op met een erkende
servicedealer.
8. Neem contact op met een erkende
servicedealer.
9. Neem contact op met een erkende
servicedealer.