Figuur 20
1. Expansietank
2. Vol-markering
2. Volg de onderstaande procedure als het
koelvloeistofpeil laag is:
A. Verwijder de dop van de koelvloeistoftank
(Figuur 21).
Figuur 21
1. Expansietank
2. Dop en vulbuis voor
koelvloeistof
B. Open de ontluchtingsventielen aan de voorzijde
en bovenzijde (Figuur 21).
C. Giet koelvloeistof in de vulbuis tot de vloeistof
er bij het voorste ontluchtingsventiel uitloopt
(Figuur 21).
D. Sluit het voorste ontluchtingsventiel (Figuur 21).
3. Ontluchting koelvloeistof
bovenzijde
4. Ontluchting koelvloeistof
voorzijde
E. Giet koelvloeistof in de vulbuis tot de vloeistof
er bij het bovenste ontluchtingsventiel uitloopt
(Figuur 21).
F. Sluit het bovenste ontluchtingsventiel
(Figuur 21).
G. Giet koelvloeistof in de vulbuis tot het
vloeistofpeil in de vulbuis staat (Figuur 21).
H. Plaats de dop van de koelvloeistoftank terug
(Figuur 21).
I. Vul koelvloeistof bij in de expansietank totdat
het vloeistofpeil de Vol-streep op de zijkant van
de tank bereikt (Figuur 21).
3. Plaats de dop van de expansietank terug.
Het brandstofsysteem
ontluchten
U moet het brandstofsysteem ontluchten voordat u de
motor start, indien zich één van de volgende situaties
heeft voorgedaan:
• Eerste keer starten van een nieuwe machine.
• De motor is gestopt vanwege een tekort aan
brandstof.
• Er is onderhoud uitgevoerd op onderdelen van
het brandstofsysteem (er is bijvoorbeeld een filter
vervangen).
GEVAAR
In bepaalde omstandigheden zijn dieselbrandstof
en brandstofdampen uiterst ontvlambaar en
explosief. Brand of explosie van brandstof kan
brandwonden of materiële schade veroorzaken.
• Gebruik een trechter of tuit; brandstof
uitsluitend in de open lucht bij een afgezette
of koude motor bijvullen. Eventueel gemorste
brandstof opnemen.
• Vul de brandstoftank niet helemaal. Vul de
brandstoftank bij met brandstof tot maximaal
6 mm tot 13 mm vanaf de onderkant van de
vulbuis. Dit geeft de brandstof in de tank
ruimte om uit te zetten.
• Rook nooit wanneer u met brandstof bezig bent
en houd de brandstof weg van open vlammen
of vonken.
• Bewaar de brandstof in schone, veilige en
goedgekeurde containers en zorg ervoor dat de
dop op zijn plaats blijft.
23