Algemeen overzicht
van de machine
1. Wegwielen
2. Rupsband
3. Hefcilinder
4. Armen van de lader
5. Motorkap
6. Hydraulische
hulpkoppelingen
Figuur 4
7. Bevestigingsplaat
8. Veiligheidsplaat voor
achteruit
9. Schakelbord
10. Bevestigingsogen
11. Inspectieluik achterzijde
Bedieningsorganen
Zorg ervoor dat u vertrouwd bent met alle
bedieningsorganen (Figuur 5) voordat u de motor start
en de machine gebruikt.
1 2
3
G005406
1. Hendel voor
hulphydrauliek
2. Contactschakelaar
3. Urenteller
4. Brandstofmeter
5. Indicatielampjes en
schakelaar gloeibougies
6. Gashendel
Contactschakelaar
De contactschakelaar waarmee u de motor start en afzet,
heeft drie standen: stop, lopen en start.
Om de motor te starten, draait u het sleuteltje naar de
stand Start. Als u het sleuteltje loslaat als de motor start,
zal dit automatisch terugkeren naar Lopen.
Om de motor af te zetten, draait u het sleuteltje op Uit.
Gashendel
Zet de hendel naar voren om het motortoerental te
verhogen en naar achteren om het toerental te verlagen.
Referentiebalk
Gebruik tijdens het rijden met de tractie-eenheid de
referentiebalk als handgreep en hefboompunt om de
tractiebediening en de hefboom voor de hulphydrauliek
te bedienen. Voor een soepele, gecontroleerde bediening
houdt u altijd beide handen op de referentiebalk tijdens
het bedienen van de tractie-eenheid.
14
4
5
6
7
8
10
9
1 1
Figuur 5
7. Hefhendel
laadarm/werktuig
8. Parkeerremhendel
9. Referentiebalk
10. Tractiebediening
11. Vergrendeling van klep
van lader