11. Wordt de machine over langere afstand met volle voorraadtrechter, gesloten
doseerschuiven en in uitgeschakelde toestand gereden (Transportritten naar het
land), voor met strooien te beginnen, d.w.z. voor het inschakelen van de aftakas,
de doseerschuiven volledig openen en vervolgens de aftakas langzaam
inschakelenen korte tijd laten strooien. Dit stilstaand uitvoeren! Pas na het
instellen van de gewenste strooihoeveelheid met het strooien beginnen.
12. Alleen goed gekorrelde kunstmest gebruiken en soorten die in de strooitabel zijn
opgenomen Indien de soort kunstmest niet goed bekend is, dan een controle van de
werkbreedte met de mobile testbaan uitvoeren (hfdst. 7.3.2).
13. Bij het strooien van mengstoffen moet men er op letten, dat
•
de afzonderlijke soorten verschillende vliegeigenschappen kunnen hebben.
•
een ontmenging van de afzonderlijke stoffen kan plaats vinden.
De aangeven instellingsadviezen voor de dwarsverdeling hebben uitsluitend
betrekking op de gewichtsverdeling en niet op de verdeling van de voedingsstoffen
in de grond.
14. Gaan de trechterpunten, ondanks gelijke instelling van de doseerschuiven, ongelijkmatige
leeg, dan moet de basisafstelling van de doseerschuiven worden gecontroleerd. (zie
hiervoor hfdst. 9.4).
15. Door het opklapbare zeefrooster in de trechter worden vreemde voorwerpen, zoals
stenen, harde klei- en kunstmestbrokken of plantenresten etc. tegengehouden.
73