MEETPROCEDURE VOLGENS SIA 253:2002
INCL. CORRIGENDA C1: 2011
Bepaling van het watergehalte
Het watergehalte van het monster wordt met behulp van tabel 1 bepaald uit de gemeten druk. Voor
een flesvolume van 0,66 l en een ampul van 5 g krijgen we de richtwaarden overeenkomstig tabel 1.
Tabel 1
Druck
0,2 bar
Vulgewicht 20 g
0,90
Vulgewicht 50 g
0,38
Vulgewicht 100 g
0,19
Uittreksel uit hoofdstuk 5 «Uitvoering» van dezelfde Zwitserse norm
5.1
Vereisten aan de ondergrond
5.1.5
De ondergrond moet tijdens en na het plaatsen van de vloerbedekking beantwoorden aan
de volgende restvochtgehalten:
− Cementgebonden ondergronden
• zonder vloerverwarming
linoleum
textiel
kunststof
parket, houtmaterialen en gelamineerde producten
rubber
kurk
• met vloerverwarming
− Conventionele anhydrietmortel (calciumsulfaatmortel)
• zonder vloerverwarming
• met vloerverwarming
− Anhydrietvloeren (calciumsulfaat-gietmortel)
• zonder vloerverwarming
• met vloerverwarming
− Houten ondergronden
− Spaanplaten
− Vezelplaten
* Meting met CM-toestel
** Meting met meettoestel voor houtvochtigheid
EINDE CITAAT
0,6 bar
1,0 bar
Watergehalte in massa-%
3,00
5,00
1,18
1,96
0,57
0,95
1,2 bar
6,00
2,35
1,14
max. 2,5%*
max. 2,5%*
max. 2,3%*
max. 2,3%*
max. 2,0%*
max. 2,0%*
max. 1,5%*
max. 0,5%*
max. 0,3%*
max. 0,5%*
max. 0,3%*
7-12%**
6-9%**
4-7%**
1,5 bar
7,50
2,94
1,42
37