«BIJZONDERE» MEETPROCEDURES
Metingen met de manometer business:
De Business-manometer is zo gebouwd dat hij de laatste meetwaarde opslaat tot een nieuwe meting
geldig begonnen is.
Om een nieuwe meting te beginnen moet u de manometer door het indrukken van een willekeurige
knop inschakelen. Het vulgewicht wordt eventueel aangepast. Deze stap kan ook na de meting
gebeuren.
Door het «Start»-commando te selecteren en te bevestigen wordt de manometer «op nul gesteld»
en voor een nieuwe meting voorbereid. Op het scherm ziet men een timer van 5:00 minuten aftellen
en om de 5 seconden wordt de actuele relatieve druk getoond.
De manometer is in deze toestand klaar voor de meting en kan als een mechanische manometer
gebruikt worden. Om het definitieve meetbegin op dit punt af te breken moet met de «Menu»-toets
het «STOP»-commando geselecteerd worden of de timertijd zonder stijging van de druk verstrijken.
De manometer controleert in deze toestand continu of de druk stijgt en hij stelt de tijd automatisch in
op «0:00» wanneer een drukstijging van 20 mbar vastgesteld wordt. Op dit ogenblik is een nieuwe
meting definitief gestart. De meetduur bedraagt maximaal 10 minuten en kan voortijdig beëindigd
worden met het «STOP»-commando.
«BIJZONDERE» MEETPROCEDURES: BEOORDELEN VAN HET RESTVOCHTGEHALTE
Bij bouwmaterialen, zoals bv. dekvloeren, staat de interesse voor het kennen van het aandeel van het
«vrije» schadeveroorzakende watergehalte centraal, maar niet het totale watergehalte.
Het restvochtgehalte wordt bepaald om te kunnen beoordelen of de dekvloer droog
genoeg is zo dat, wanneer hij met een vloerbedekking wordt afgewerkt, deze geen scha-
de meer oploopt door een te hoog vochtgehalte in de dekvloer.
Dergelijke vochtschade kan ontstaan wanneer het vochtprofiel van de dekvloer onder de vloerbede-
kking zich sneller in evenwicht kan brengen dan de vochtigheid door de vloerbedekking kan trekken
en afgegeven kan worden aan de omgevingslucht. Een dergelijke cumulatie van vocht onder de
vloerbedekking kan tot condensatie van water leiden. Met uitzondering van de invloed van de tem-
peratuur op de cumulatie van vocht onder de vloerbedekking zijn tot nu toe geen andere potentiële
parameters onderzocht. De waarden voor een onschadelijke restvochtgehalte van dekvloeren zijn
daarom empirische drempelwaarden (ervaringswaarden) die zich mettertijd ook steeds weer gewi-
jzigd hebben.
Voor de vraag betreffend een onschadelijke restvochtgehalte, gelden bijzondere meetprocedures
die op nationaal vlak deels verschillen en door verschillende vakverenigingen vastgelegd zijn: in
Duitsland door de IBF (BEB) en de ZVPF, in Zwitserland door de SIA, en ook in Italië is er een norm
voor.
Sommige van deze bijzondere meetprocedures wordt hierna beschreven.
Voor het bepalen van het watergehalte in beton werd in Duitsland met de ZTV ING eveneens een
eigen meetprocedure vastgelegd. Hierop wordt in deze versie van de gebruikshandleiding niet afzon-
derlijk ingegaan.
Voor de geciteerde stukken van de beschreven meetprocedures uit de voorhanden informatiebronnen
wordt op geen enkele manier aansprakelijkheid overgenomen. Wij refereren met deze citaten naar
de voor ons beschikbare informatiebronnen, waarbij we ervan uitgaan dat ze actueel en correct zijn.
33