Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Radtke Messtechnik CCM Series Instructies pagina 24

Inhoudsopgave

Advertenties

BASISPRINCIPES VAN DE CARBIDEMETHODE
FACTOREN DIE DE MEETGROOTTE BEÏNVLOEDEN
De gasconstante «R» is een constante waarvan de getalwaarde enkel met het vastleggen van de
fysieke eenheden verandert.
Het volume «V» wordt bepaald door de grootte van de fles en is principieel constant. De drukfles
is zo gevormd dat één gram water een druk van één bar acetyleen ontwikkelt (verondersteld dat
de volledige kogelset (6) gebruikt wordt). Al onze drukflessen zijn op dit nominaal volume geijkt.
De temperatuur «T» is een omgevingsgrootte, die bij een gewoon gebruik gegeven is. Onze
omrekeningstabellen baseren zich op een referentietemperatuur van 20°C.
Wanneer de metingen bij andere temperaturen uitgevoerd worden, kan het gebruik van een cor-
rectiefactor zinvol zijn. De temperatuur moet in principe enkel bij geringe vochtgehaltes of
voor erg nauwkeurige meetresultaten in acht genomen worden. Voor de beoordeling van
de grootte van de correctiefactor moet de start- en eindtemperatuur van de meting gekend zijn.
De starttemperatuur is de temperatuur op het moment van het sluiten van de drukfles. Vanaf dit
moment vormt het toestel een gesloten systeem en er vindt enkel nog een drukverandering plaats
wanneer de beïnvloedende groottes (gaswet) wijzigen.
De eindtemperatuur is de temperatuur die op het ogenblik van het aflezen van de druk heerst.
Met de oppervlaktethermometer op onze drukflessen kan deze grootte beoordeeld worden!
Fall
Start
I
20°C
II
26°C
niet relevant als in de niet-kritische drukbereik
III
5°C
relevant als in de bereik van restvochtgehalte
Fall II
Wanneer de start- en eindtemperatuur even hoog zijn, maar verschillen van de referentietem-
peratuur, dan kan de correctiefactor voor de druk gecorrigeerd worden overeenkomstig geval II van
de bovenstaande tabel.
Wanneer de meting bij hogere temperaturen dan 20°C uitgevoerd wordt, is de afgelezen druk te hoog
en moet hij naar onder gecorrigeerd worden. De druk zou bij 20°C naar avenant lager geweest zijn.
Fall III
Wanneer de start- en eindtemperatuur van elkaar verschillen, dan moet men voor de precieze
beoordeling van de correctiefactor de actuele luchtdruk kennen. Wanneer men een luchtdruk van
1 bar aanneemt, kan uit het verschil van beide temperaturen een correctiefactor bepaald worden.
Hiervoor moeten van de afgelezen druk voor elke 1°C temperatuurstijging 3 mbar afgetrokken
worden.
24
Ende
Regel
Geen correctie nodig, geen relevantie
20°C
26°C
Per 3°C te hoog, de druk met 1 % verlagen
Bv. :(26-20=6) => - 2% (afgelezen druk*0.98)
20°C
Per 1°C verschil 3 mbar van de druk aftrekken.
Bv. Δ 15°C dus - 45mbar

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave