Afb. 20
Zet de motor in de vrÿstand (groen waar-
schuwingslampje "
" aan).
Zet de motorstopschakelaar (1 Afb. 19)
in de stand "
".
Controleer of het rode waarschuwings-
lampje "
" dat het motoroliepeil aan-
duidt, brandt.
Druk op de drukknop "
met losgelaten gashendel, en laat de
knop los zodra de motor aanslaat. Als de
motor koud staat, moet u de hendel "
(1 Afb. 20) omlaag zetten.
Enkele seconden na het starten
van de motor moet het waar-
schuwingslampje van het olie-
peil (
) uitgaan. Als dat niet gebeurt,
kan het zÿn dat u motorolie moet bÿvu-
lien.
Zet in dit geval de motor onmiddellijk af
en ga te werk zoals beschreven op pag.
3 6 (C ON TR OL ER EN VA N HE T MO -
TOROLIEPEIL EN BIJVULLEN). Rijd niet
met de motorfiets als er onvoldoende
olie in de tank zit, want dit kan ernstige
schade aan de motoronderdelen ver-
oorzaken.
Laat de motor warmlopen tot hij normaal
draait, met de choke "
ledig naar boven gedraaid.
Rijd niet weg met een koude mo-
" (2 Afb. 19)
tor. Gebruik de choke niet "
als u met een warme motor weg-
rijdt.
"
" (1 Afb. 20) vol-
"
29