a a a a
a a a
a a a
a a a
2 3 3 3 4 4 4 5 5 5
2
a a
1 1
Afb. 21
STARTEN MET EEN 'VERZOPEN'
MOTOR
Als de startprocedure niet correct wordt uit-
gevoerd of als er teveel brandstof in de
aanzuigleidingen en in de carburateur zit,
kan de motor verzopen raken.
Een verzopen motor moet als volgt gerei-
nigd worden:
De eerste 6 stappen van de startproce-
dure uitvoeren.
De choke "
" omlaag zetten (1 Afb.
20).
30
Afb. 22
Enkele seconden lang op de drukknop
"
" (2 Afb. 19) drukken (bij stationaire
motor) met de gashendel volledig open
(Afb. 22). Als de motor aanslaat, de
drukknop "
" loslaten en gas terugne-
men. Als het minimale toerental niet con-
stant is, moet u met regelmatige tussen-
pozen zachtjes gas geven. Als de motor
niet aanslaat, 10 seconden wachten en
de startprocedure herhalen (pag. 28).
9(575(..(1 (1 5,-'(1
$IE
Lees aandachtig pag. 5 (VEILIG RIJ-
DEN) en pag. 50 (CONTROLEREN VAN
DE ZIJSTANDAAR DSCHAKE LA AR)
voor u vertrekt.
Stel de spiegels af. Als u zonder
duopassagier rijdt, moeten de
achterste voetsteunen ingeklapt
zijn.
Controleer voor het vertrek of de zij-
standaard volledig is ingeklapt.
Als u een duopassagier meeneemt, zeg
hem/haar dan dat hij/zij niet in de weg
gaat zitten tijdens het manoeuvreren.
Ga als volgt te werk om te vertrekken:
Zorg dat de motor warmgedraaid is.
Trek met losgelaten gashendel en bij
stationair draaiende motor de koppe-
lingshendel aan en schakel in eerste ver-
snelling door het versnellingspedaal
naar beneden te drukken (Afb. 21).
Laat de koppelingshendel zachtjes los
en voer tegelijk de motorsnelheid op
door geleidelijk meer gas te geven (Afb.
22).
Wanneer de motor een bepaalde snel-
heid heeft bereikt, neem dan gas terug,
trek de koppelingshendel aan en schakel
in tweede versnelling door het versnel-
lingspedaal omhoog te duwen (Afb. 21).
Herhaal deze werkwijze om in een hoge-
re versnelling te schakelen.