6.2.1
Lengte van de koppelingsas aan de tractor aanpassen (werkplaats)
6.2.2
Hydrauliekslangverlengstuk (optie) en slanghouder (optie) monteren
1. De hydraulische installatie van de
zaaimachine drukloos maken (zie
bedieningshandleiding van de
zaaimachine).
2. De combinatie bestaande uit rotorcultivator,
naloopwals en zaaimachine loskoppelen
van de tractor (zie bedieningshandleiding
van de rotorcultivator).
3. De slanghouder (Fig. 14/1) boven aan de
driepuntsbevestiging van de rotorcultivator
(zie Fig. 15) vastmaken.
4. De hydrauliekslangen van de zaaimachine,
die op de stuurventielen van de tractor
worden aangesloten met de
slangverlengstukken voor de
hydrauliekslangen (Fig. 14/2) uitrusten.
5. De hydrauliekslangen en kabel aan de
slanghouder (Fig. 15/1) vasthaken.
TL 3000 BAH0035-0 10.09
De koppelingsas brengt de aandrijving van de tractor over op de
rotorcultivator.
Door het aan- en afkoppelen van de diepwoeler verandert de afstand
tussen rotorcultivator en tractor en is aanpassing van de lengte van
de koppelingsas nodig.
De aanpassing en bediening van de koppelingsas en in het bijzonder
de veiligheidsaanwijzingen voor omgang met de koppelingsas vindt u
in de bedieningshandleiding van de rotorcultivator.
Alleen naleving van strenge veiligheidseisen waarborgt een veilig
gebruik van de koppelingsas.
Houd u voor uw eigen veiligheid aan de fundamentele regels voor
omgang met de koppelingsas.
Als gebreken aan een koppelingsas zichtbaar zijn, mag u de
koppelingsas niet gebruiken.
Fig. 14
Fig. 15
In bedrijf stellen
43