Aanpassingen
Aanpassingen
Draadspanning aanpassen
Bij het borduren moet u de draadspanning zo instellen dat de
bovendraad net zichtbaar is aan de achterkant van de stof.
■ Juiste draadspanning
Het patroon is zichtbaar aan de achterkant van de stof. Als
de draadspanning niet juist is ingesteld, wordt het patroon
niet mooi afgewerkt. De stof kan gaan trekken of de draad
kan breken.
1 Voorkant
2 Achterkant
Volg een van de onderstaande procedures om de
draadspanning aan te passen aan de situatie.
Opmerking
• Als de draadspanning heel laag is ingesteld, is
het mogelijk dat de machine tijdens het borduren
zelf stopt. Dit betekent niet dat de naaimachine
niet goed functioneert. Verhoog de
draadspanning een beetje en ga weer door met
borduren.
Memo
• Als u de machine uitzet of een ander patroon
kiest, keert de draadspanning weer terug op de
automatische standaardinstelling.
• Wanneer u een in het geheugen opgeslagen
patroon ophaalt, is de instelling van de
draadspanning daarvan hetzelfde als toen u het
patroon in het geheugen opsloeg.
■ Bovendraad is te strak
De spanning van de bovendraad is te hoog. Hierdoor is de
onderdraad zichtbaar aan de voorkant van de stof.
Opmerking
• Als de onderdraad onjuist is ingeregen, is de
bovendraad mogelijk te strak. Zie dan "De spoel
installeren" in "Basishandelingen" en rijg de
onderdraad opnieuw in.
1 Voorkant
2 Achterkant
E-26
a
Druk op
.
b
Druk op
om de spanning van de bovendraad lager
te zetten. (De spanningwaarde wordt lager.)
c
Druk op
.
■ Bovendraad is te los
De spanning van de bovendraad is te laag. Hierdoor is de
bovendraad te los en kunnen lussen ontstaan aan de
voorkant van de stof.
Opmerking
• Als de bovendraad onjuist is ingeregen, is de
bovendraad mogelijk te los. Zie dan
"Bovendraad inrijgen" in "Basishandelingen" en
rijg de bovendraad opnieuw in.
1 Voorkant
2 Achterkant
a
Druk op
.
b
Druk op
om de spanning van de bovendraad hoger
te zetten. (De spanningwaarde wordt hoger.)