Alle patronen bewerken
Wanneer u in het bewerkscherm op
het borduurinstellingenscherm. Nadat u het patroon hebt
bewerkt, drukt u op
om door te gaan naar het
borduurscherm.
■ Borduurinstellingenscherm
6
Nr.
Display
Toetsnaam
1
Verplaatsingstoets Druk op deze toetsen om
het patroon te verplaatsen
in de richting van de pijl.
(Met de centreertoets zet u
het patroon terug in het
midden van het
borduurgebied.)
2
Rotatietoets Met deze toets draait u het
hele patroon op het
scherm.
3
Borduurtoets Druk op deze toets om het
borduurscherm te openen.
4
Geheugentoets Druk op deze toets om
patronen op te slaan in het
geheugen van de machine
of op de USB-stick.
5
Controletoets Druk op deze toets om de
positie van het patroon te
controleren. Het
borduurraam verplaatst
zich zodat u kunt
controleren of er voldoende
ruimte is om het patroon te
naaien. Meer
bijzonderheden vindt u in
"Patroonpositie
controleren" in het gedeelte
"Basishandelingen".
6
Beginpunttoets Met de beginpunttoets
stemt u de beginpositie van
de naald af op de
patroonpositie.
Patroon verplaatsen
Druk op
om het hele patroon te verplaatsen.
Meer bijzonderheden vindt u in "Patroonpositie controleren"
in het gedeelte "Basishandelingen".
drukt, verschijnt
1
2
3
5
4
Uitleg
Pagina
E-15
E-15
–
E-31
–
E-15
Patroon roteren
Druk op
om het hele patroon te roteren.
Voor meer informatie, zie "Patroon roteren" op pagina E-6.
Patroon en naald in de juiste positie zetten
Voorbeeld: de linkerbenedenhoek van een patroon
tegenover de naald leggen
a
Markeer de plaats waar u wilt beginnen met borduren
op de stof (zie afbeelding).
b
Druk op
.
c
Druk op
.
1
1 Beginpunt
2 Deze toets is voor de uitlijning van verbonden letters.
(pagina E-16)
→ De naaldstand gaat naar de linkerbenedenhoek van
het patroon (het borduurraam verplaatst zich zodanig
dat de naald op de juiste positie wordt geplaatst).
d
Druk op
.
Alle patronen bewerken
2
Borduren E-15
E