Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Echosporen Inschakelen - Garmin GPSMAP 1000 Series Gebruikershandleiding

Verberg thumbnails Zie ook voor GPSMAP 1000 Series:
Inhoudsopgave

Advertenties

gevaarlijk) en de kaartplotter kan een waarschuwingssignaal
geven als het object uw veiligheidszone binnenkomt.
Symbolen voor zoeken met MARPA
Een doel zoeken. Concentrische, gestippelde groene cirkels
stralen golven vanuit het doel uit als de radar op het doel is
gericht.
Doel is gevonden. Een effen groene cirkel geeft de locatie van
het doel aan waarop de radar is gericht. Een groene stippellijn
die aan de cirkel vastzit, geeft de geprojecteerde koers over de
grond of de GPS-koers van het doel aan.
Gevaarlijk doel binnen bereik. Een rode cirkel knippert bij het
doel terwijl er een waarschuwingssignaal klinkt en een melding
wordt gegeven. Nadat het alarm is bevestigd, geeft een effen
rode punt met daaraan een rode stippellijn de locatie en de
geprojecteerde koers over de grond of de GPS-koers van het
doel aan. Als het alarm voor het aanvaringsgevaar is uitgescha-
keld, knippert het doel maar gaat er geen waarschuwingssignaal
af en wordt er geen melding gegeven.
Doel is verdwenen. Een effen groene cirkel met een X erin geeft
aan dat de radar niet op het doel kon worden vastgezet.
Dichtstbijzijnd punt van nadering en tijd tot dichtstbijzijnd punt
van nadering voor een gevaarlijk doel.
Een MARPA-tag aan een object toewijzen
Voordat u MARPA kunt gebruiken, moet een koerssensor zijn
verbonden en moet een actief GPS-signaal beschikbaar zijn. De
koerssensor moet het NMEA 2000-parametergroepsnummer
(PGN) 127250 of het NMEA 0183-uitvoertelegram HDM of HDG
aanleveren.
1
Selecteer een object of locatie in een radarscherm.
2
Selecteer Bepaal doel > MARPA-doel.
Een MARPA-tag van een doelobject verwijderen
1
Selecteer vanaf het radarscherm een MARPA-doel.
2
Selecteer MARPA-doel > Verwijder.
Informatie weergeven over een object dat met een
MARPA-tag is gelabeld
U kunt het bereik, de peiling, de snelheid en andere informatie
over een object bekijken dat met een MARPA-tag is gelabeld.
1
Selecteer vanuit het radarscherm een doelobject.
2
Selecteer MARPA-doel.
Een lijst met AIS en MARPA gevaren weergeven
Vanuit elk radarscherm of de radaroverlay kunt u de vormgeving
van een lijst met AIS en MARPA gevaren bekijken en
aanpassen.
1
Selecteer in een radarscherm MENU > Lagen > Overige
schepen > Lijst > Toon.
2
Selecteer het type gevaar dat u in de lijst wilt opnemen.
AIS-schepen op het radarscherm weergeven
AIS werkt alleen als er een extern AIS-toestel en signalen van
een actieve transponder van andere schepen worden gebruikt.
U kunt instellen hoe andere schepen op het radarscherm
moeten worden weergegeven. Als u een instelling voor één
radarmodus wijzigt, worden de nieuwe instellingen ook op alle
andere radarmodi toegepast (met uitzondering van de instelling
Bereik AIS-weergave). De details en instellingen van de
geprojecteerde koers die zijn geconfigureerd voor één
radarmodus, gelden voor elke andere radarmodus en voor de
radaroverlay.
1
Selecteer op een radarscherm of de radaroverlay MENU >
Overige schepen > AIS.
2
Selecteer een optie:
• Selecteer Weergavebereik en geef de afstand op ten
opzichte van uw locatie waarbinnen AIS-schepen
zichtbaar moeten zijn.
Radar
• Selecteer Details > Toon om gegevens weer te geven
over de schepen waarvoor AIS is geactiveerd.
• Selecteer Geprojecteerde koers om de tijd van de
geprojecteerde koers voor schepen met AIS in te stellen
en voer de tijd in.
VRM en EBL
De VRM (variabele afstandsring) en de EBL (elektronische
peillijn) meten de afstand en peiling van uw schip tot een
doelobject. De VRM wordt op het radarscherm als een cirkel
rond de huidige positie van uw schip weergegeven en de EBL is
een lijn die op de huidige positie van uw schip begint en de VRM
snijdt. Het snijpunt is het doel van de VRM en de EBL.
De VRM en de EBL tonen en aanpassen
U kunt de diameter van de VRM en de hoek van de EBL
aanpassen, waardoor het snijpunt van de VRM en de EBL wordt
verplaatst. De voor één modus geconfigureerde VRM en EBL
worden toegepast op alle andere radarmodi.
1
Selecteer in een radarscherm MENU > Radaropties > VRM/
EBL.
2
Selecteer de pijlen op de VRM/EBL-knop om de VRM/EBL
aan te passen.
3
Selecteer een nieuwe locatie voor het snijpunt van de VRM
en de EBL
4
Selecteer OK
Het bereik en de peiling tot een doelobject meten
Voordat u de VRM en de EBL kunt aanpassen, moet u deze
eerst weergeven op het radarscherm
en aanpassen, pagina
37).
1
Selecteer op een radarscherm de doellocatie.
2
Selecteer Meet.
Het bereik en de peiling voor de doellocatie staan linksboven
op het scherm.
Echosporen
Met de functie Echosporen kunt u de beweging van schepen op
het radarscherm volgen. Wanneer een schip zich verplaatst, ziet
u een zwak spoor
van het kielzog. U kunt aanpassen hoe
lang het spoor op het scherm wordt weergegeven.
OPMERKING: Afhankelijk van het type radar dat u gebruikt,
kunnen de instellingen voor een bepaalde radarmodus ook
worden gebruikt voor andere radarmodi of de radaroverlay.
OPMERKING: Deze functie is niet beschikbaar op xHD open
array of HD/HD+ radome modellen.

Echosporen inschakelen

Selecteer in een radarscherm MENU > Radaropties >
Echosporen > Scherm.
De lengte van echosporen aanpassen
1
Selecteer in een radarscherm of de radaroverlay MENU >
Radaropties > Echosporen > Tijd.
2
Selecteer de lengte van het spoor.
De echosporen wissen
U kunt de echosporen op het radarscherm wissen om de
schermweergave overzichtelijker te maken.
(De VRM en de EBL tonen
37

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Gpsmap 1200 series

Inhoudsopgave