Vrije doorvaarthoogte: Hiermee kunt u de minimale hoogte
voor bruggen of obstakels instellen, gebaseerd op de
kaartgegevens, waar de boot nog veilig onderdoor kan varen.
Afstand kustlijn: Hiermee stelt u in hoe dicht op de kust u de
Auto Guidance route wilt plaatsen. De Auto Guidance route
wordt mogelijk verplaatst als u deze instelling tijdens het
navigeren wijzigt. De voor deze instelling beschikbare
waarden zijn relatief in plaats van absoluut. Om ervoor te
zorgen dat de Auto Guidance lijn op de juiste afstand van de
kust wordt geplaatst, kunt u de plaatsing van de Auto
Guidance route beoordelen aan de hand van een of meer
bekende bestemmingen waarvoor navigatie door nauw
vaarwater is vereist
(De afstand ten opzichte van de kust
aanpassen, pagina
21).
De afstand ten opzichte van de kust aanpassen
De instelling Afstand kustlijn geeft aan hoe dicht op de kust u de
Auto Guidance lijn wilt plaatsen. De Auto Guidance lijn wordt
mogelijk verplaatst als u deze instelling tijdens het navigeren
wijzigt. De beschikbare waarden voor de instelling Afstand
kustlijn zijn relatief, niet absoluut. Om ervoor te zorgen dat de
Auto Guidance lijn op de juiste afstand van de kust wordt
geplaatst, kunt u de plaatsing van de Auto Guidance lijn
beoordelen aan de hand van een of meer bekende
bestemmingen waarvoor navigatie door nauw vaarwater is
vereist.
1
Meer uw vaartuig af of ga voor anker.
2
Selecteer Instellingen > Voorkeuren > Navigatie > Auto
Guidance > Afstand kustlijn > Normaal.
3
Selecteer een bestemming waar u eerder naartoe bent
gevaren.
4
Selecteer Navigeren naar > Auto Guidance.
5
Controleer de plaatsing van de Auto Guidance-lijn en bepaal
of de lijn veilig om bekende obstakels heen gaat en of de
route met koerswijzigingen een efficiënte route is.
6
Selecteer een optie:
• Als u tevreden bent met de plaatsing van de Auto
Guidance-lijn, selecteert u MENU > Navigatieopties >
Navigatie stoppen en gaat u verder met stap 10.
• Als de Auto Guidance-lijn te dicht bij bekende obstakels is
geplaatst, selecteert u Instellingen > Voorkeuren >
Navigatie > Auto Guidance > Afstand kustlijn > Ver.
• Als de koerswijzigingen in de Auto Guidance-lijn te groot
zijn, selecteert u Instellingen > Voorkeuren > Navigatie
> Auto Guidance > Afstand kustlijn > Nabij.
7
Als u Nabij of Ver hebt geselecteerd in stap 6, controleert u
de plaatsing van de Auto Guidance-lijn en bepaalt u of de lijn
veilig om bekende obstakels heen gaat en of de route met
koerswijzigingen een efficiënte route is.
Auto Guidance zorgt ervoor dat u ver bij obstakels in open
water vandaan blijft, ook als u Afstand tot kustlijn instelt op
Nabij of Dichtstbijzijnd. Dit betekent dat de kaartplotter de
positie van de Auto Guidance lijn wellicht niet wijzigt, tenzij
navigatie door nauw vaarwater is vereist voor de
geselecteerde bestemming.
8
Selecteer een optie:
• Als u tevreden bent met de plaatsing van de Auto
Guidance-lijn, selecteert u MENU > Navigatieopties >
Navigatie stoppen en gaat u verder met stap 10.
• Als de Auto Guidance lijn te dicht bij bekende obstakels is
geplaatst, selecteert u Instellingen > Voorkeuren >
Navigatie > Auto Guidance > Afstand kustlijn > Verst.
• Als de koerswijzigingen in de Auto Guidance lijn te groot
zijn, selecteert u Instellingen > Voorkeuren > Navigatie
> Auto Guidance > Afstand kustlijn > Dichtstbijzijnd.
9
Als u Dichtstbijzijnd of Verst hebt geselecteerd in stap 8,
controleert u de plaatsing van de Auto Guidance lijn en
Navigatie met een kaartplotter
bepaalt u of de lijn veilig om bekende obstakels heen gaat en
of de route met koerswijzigingen een efficiënte route is.
Auto Guidance zorgt ervoor dat u ver bij obstakels in open
water vandaan blijft, ook als u Afstand tot kustlijn instelt op
Nabij of Dichtstbijzijnd. Dit betekent dat de kaartplotter de
positie van de Auto Guidance lijn wellicht niet wijzigt, tenzij
navigatie door nauw vaarwater is vereist voor de
geselecteerde bestemming.
10
Herhaal stap 3 t/m 9 in ieder geval nog één keer. Gebruik
daarbij elke keer een andere bestemming tot u vertrouwd
bent met de functionaliteit van de instelling Afstand kustlijn.
Sporen
Een spoor (track) is een registratie van de door uw boot
afgelegde weg. Het spoor dat momenteel wordt geregistreerd is
het actieve spoor. Dit kan worden opgeslagen. U kunt sporen
weergeven op elke kaart of in elke 3D-kaartweergave.
Sporen weergeven
1
Selecteer op een kaart MENU > Lagen >
Gebruikersgegevens > Sporen.
2
Selecteer de sporen die u wilt weergeven.
Een lijn achter uw boot op de kaart geeft uw route aan.
De kleur van het actieve spoor instellen
1
Selecteer NAV INFO > Gebruikersgegevens > Sporen >
Actieve spooropties > Spoorkleur.
2
Selecteer een spoorkleur.
Het actieve spoor opslaan
Het spoor dat momenteel wordt geregistreerd, wordt het actieve
spoor genoemd.
1
Selecteer NAV INFO > Gebruikersgegevens > Sporen >
Actief spoor opslaan.
2
Selecteer een optie:
• Selecteer de tijd waarop het actieve spoor is begonnen.
• Selecteer Geheel log.
3
Selecteer Sla op.
Een lijst met opgeslagen sporen weergeven
Selecteer NAV INFO > Gebruikersgegevens > Sporen >
Opgeslagen sporen.
Een opgeslagen spoor bewerken
1
Selecteer NAV INFO > Gebruikersgegevens > Sporen >
Opgeslagen sporen.
2
Selecteer een spoor.
3
Selecteer Wijzig spoor.
4
Selecteer een optie:
• Selecteer Naam en voer een nieuwe naam in.
• Selecteer Spoorkleur en selecteer een kleur.
Een spoor opslaan als route
1
Selecteer NAV INFO > Gebruikersgegevens > Sporen >
Opgeslagen sporen.
2
Selecteer een spoor.
3
Selecteer SELECT > Wijzig spoor > Route opslaan.
Naar een opgeslagen spoor zoeken en navigeren
Voordat u een lijst met sporen kunt doorzoeken en naar het
gewenste spoor kunt navigeren, moet u ten minste één spoor
maken en opslaan
(Sporen, pagina
1
Selecteer NAV INFO > Gebruikersgegevens > Sporen >
Opgeslagen sporen.
2
Selecteer een spoor.
3
Selecteer Volg spoor.
21).
21