6.2
Maaien
GH HH BAF0005.4 06.21
•
Omhoog klappen van de tussenkap en met borgpen
zekeren (afb. 6.1-6/1).
Voor het maaien of verticuteren worden de hiervoor beschreven
maaiwerktuigen gebruikt. De werksnelheid hangt af van de dichtheid
en de vochtigheid van het grasveld. Deze moet aan de omstandighe-
den worden aangepast. Het maximale toerental van de cardanas van
540 tpm moet worden aangehouden. De tank moet op tijd worden
geleegd, om correct verzamelen te waarborgen. Wanneer de tank te
vol wordt gemaakt, kan verstopping in de verticale schacht boven de
rotor optreden, die ook bij het leegmaken van de tank niet wordt op-
gelost.
De vangkorf is met een indicatie uitgevoerd, die aangeeft of de tank
moet worden leeggemaakt (afb. 6.6).
Zolang de indicatie zich in de onderste positie bevindt, kan nog maai-
goed worden opgenomen.
Zodra de wijzer begint te bewegen, is het tijd om de vangkorf te le-
gen.
Als de wijzer zich in de bovenste positie bevindt, moet de vangkorf
worden geleegd.
De gevoeligheid van de indicatie is afhankelijk van het maaigoed.
Het maaiwerk
45